Pagina:Album der Natuur 1856 en 1857.djvu/619

Uit Wikisource
Deze pagina is gevalideerd
 
 

 

Onder de verschillende natuurtooneelen is er gewis geen, dat den mensch meer treft dan het Onweder, dat als met vurige letters de almagt en heerlijkheid des Scheppers aan het uitspansel ter neder schrijft.

Alles wat geschikt is om op den mensch indruk te maken, is in het Onweder vereenigd. Eene doodelijke stilte gaat in een' oogwenk in gierende windvlagen over. Het liefelijke blaauw des hemels maakt plaats voor een somber duister, waartegen het scherpe, verblindende licht der bliksemstralen te meer uitkomt. Een hevig rollend geluid dreunt door de wolken. Ontzettende plasregens, menigmaal voorafgegaan door kletterende hagelbuijen, storten stroomen water uit, en stellen des landmans blijde hoop te leur. De geheele dierenwereld verkeert in een' onrustigen staat, en geeft daarvan luide blijken.

Geen wonder dus dat zulk een natuurverschijnsel het menschelijk gemoed moet treffen, en de Majesteit van den Schepper in dit verheven schouwspel doet eerbiedigen.

Reeds het opkomen van een onweder levert een indrukwekkend tafereel op. Bij zoele stille lucht ziet men plotseling aan den gezigteinder eene duistere wolk oprijzen, met witte golvende randen als sneeuwlijnen omzoomd. De loodgraauwe kleur dezer wolk, die langzaam schijnt te naderen, wordt steeds donkerder, en hult alle voorwerpen in eenen duisteren tint. Vertakkingen van deze wolk spreiden zich als lange armen naar alle rigtingen heen, terwijl kleine lichtkleurige wolkjes, door de Italianen scitizzi (bijwolkjes) geheeten, in stootende beweging het luchtruim doorkruisen. De grenzen der duistere wolk zijn scherp afgebakend en geven daaraan een eigenaardig karakter. In de verschillende

1857
13