onze hevigste vuren voortgebragt, in vergelijking met de stormen die dagen achtereen over groote landstreken schrikbarende verwoestingen kunnen aanrigten? En toch zijn beiden hun ontstaan aan dezelfde bron, aan de warmte namelijk, verschuldigd. De uitkomsten alleen zijn in rede van de bronnen: in het eene geval een vuurtje door menschenhanden ontstoken, in het laatste die groote hemelbol, zon genaamd.
Ik geloof derhalve te mogen aannemen dat de elektriciteit der aarde en van den dampkring aan verscheidene oorzaken moet worden toegeschreven, en in meerdere of mindere mate aan alle ons bekende bronnen van hare opwekking. Dat de aarde zelve de grootste hoeveelheid elektriciteit levert, is ontwijfelbaar; maar ik kan mij niet voorstellen, dat de dampkring geheel lijdelijk is, en dat daarin geene vorming of opwekking van elektriciteit zoude plaats vinden. De dampkring toch is de groote vergaderplaats van alle stoffen, die in zeer fijn verdeelden toestand door de opstijgende dampen uit de Aarde worden opgevoerd, of scheikundig gebonden daarmede opstijgen. Moeten die stoffen niet evenzeer werktuigelijk als ook scheikundig zoodanig op elkander terugwerken, dat daardoor eene elektrische spanning worde geboren?
De geringste wrijving wekt elektriciteit op; men behoeft slechts een paar druppels kwik in een glas te schudden, of een zijden lint door de lucht te slaan, om zeer duidelijke kenteekenen van elektriciteit te verkrijgen. IJs tegen ijs gewreven geeft elektriciteit, en laat het zich dan veronderstellen dat in de hoogere luchtlagen, waarin de cirri, of zoogenaamde vederwolken zweven, die geheel uit sneeuw of ijsdeeltjes bestaan, en in onophoudelijke botsing en wrijving onderling verkeeren, geene elektriciteit vrij zoude worden?
Te regt maakt kaemtz herhaaldelijk de opmerking, dat men veelal ten onregte gelooft, dat de wolken, die wij van de Aarde als langzaam voortgaande of dikwijls als stilstaande beschouwen, werkelijk in rust verkeeren. Integendeel, zij zijn in eene voortdurende en sterke beweging, voortgestuwd door luchtstroomen, die elkander bekampen.
Zoo zoude men volgens de berigten van de saussurke en v. buch dikwijls meenen, dat de hooge toppen der Alpen met eene stilstaande wolk waren omgeven; een schouwspel 't geen dagen achtereen kan duren;