Pagina:Album der Natuur 1856 en 1857.djvu/633

Uit Wikisource
Deze pagina is gevalideerd
207
OVER HET ONWEDER.

Grenada, schijnt ook zeer rijk aan onweders te zijn, want boussingault telde daarvan in de maand Mei alleen niet minder dan twintig. Eene merkwaardige uitzondering ten dezen maakt echter de kust van Peru, alwaar het, volgens eene opgave van v. humboldt in den Cosmos, nimmer bliksemt noch dondert. Hoe meer men het noorden nadert, des te zeldzamer worden de onweders. Op IJsland en de Faroën wordt zeer zelden donder gehoord; terwijl volgens de berigten van de noordpoolreizigers in het hooge noorden boven 75° N. B. nimmer eene donderbui wordt vernomen.

In het algemeen neemt het getal van onweders toe in dezelfde verhouding als de hoeveelheid regen welke in verschillende landen valt. Zoo zijn ook de onweders des zomers in Europa menigvuldiger dan des winters, behalve in Noorwegen, alwaar de verhouding geheel omgekeerd is voor zoo veel de kustlanden betreft. In Noorwegen vallen gemiddeld 8—9 onweders in het jaar, waarvan de helft ongeveer in den winter valt. Deze winterdonderbuijen zijn zeer hevig, vooral op de eilanden langs de kust, en ontstaan zoo wel na langdurige vorst, als na zacht weder. Zij komen altijd uit het westen en zuidwesten op.

In ons Vaderland schijnen gemiddeld 12—15 onweders in het jaar voor te komen. Volgens langdurige waarnemingen van musschenbroek vallen er te Utrecht meer onwedersbuijen dan te Leyden. Da nabijheid van groote watervlakten, en de natuurlijke gesteldheid van den grond oefenen gewis eenen grooten invloed op de talrijkheid der onweders. Zoo wil men opgemerkt hebben, dat het in het departement de la Mayenne in Frankrijk, alwaar de grond veel ijzer bevat, en in Cornwall en bij Swansea in Engeland, alwaar zeer rijke ijzermijnen worden gevonden, veel minder dondert dan in de omliggende landen, die geene mijnen bevatten. De ijver en naauwkeurigheid, waarmede thans op vele plaatsen weerkundige waarnemingen worden volbragt, geven gegronde hoop, dat dit en andere dergelijke belangrijke vraagpunten langzamerhand tot klaarheid zullen worden gebragt.

Om de grenzen niet te overschrijden, die zoowel door het doel, als door de beschikbare ruimte in het Album der Natuur worden voorgeschreven, moet ik in deze beschouwing een groot getal bijzonderheden