Pagina:Album der Natuur 1856 en 1857.djvu/634

Uit Wikisource
Deze pagina is gevalideerd
208
OVER HET ONWEDER.

onvermeld laten, die men bij onweders heeft opgemerkt, en ten slotte eenige bijzonderheden omtrent buitengewone uitwerkselen van den bliksemstraal mededeelen.

Als de bliksem in den grond slaat, smelt daardoor dikwijls het zand tot glasachtige pijpen, die men "Fulgurieten" noemt. Meerendeels bestaan deze fulgurieten, die somtijds eene lengte van 8—9 Ned. el kunnen bereiken, uit buizen die van buiten zeer ruw, maar van binnen geheel verglaasd zijn. De doormeter verschilt van 2—40 Ned. strepen, bij eene wanddikte van ½ tot 20 Ned. strepen. Zij loopen altijd naar beneden dunner uit, en hebben van onderen spranken die tot 30 Ned. duim lang zijn. Dat deze zonderlinge voorwerpen door den bliksem worden voortgebragt, is door bepaalde waarnemingen gestaafd, en men is er zelfs in geslaagd ze kunstmatig door krachtige elektriseermachines na te bootsen; zoo als aan beudant, hachette en anderen volkomen is gelukt. Ik zelf heb echter te vergeefs getracht om ze met eene elektriseermachine van 3 voet middellijn te verkrijgen.

Niet minder merkwaardig is de uitwerking door den bliksem in de bestanddeelen van onze dampkringslucht te weeg gebragt. Die lucht bestaat hoofdzakelijk uit eene vermenging van stikstofgas ten bedrage van 45 gedeelte, met zuurstofgas voor het overige 15 gedeelte. Welnu, ten jare 1827 bevond de beroemde scheikundige liebig,—vroeger was dit reeds door cavendish waargenomen,—dat de bliksem tusschen deze twee gassoorten eene scheikundige verbinding tot stand brengt, die men salpeterzuur (sterkwater) noemt, en 't geen men in het regenwater, tijdens onweersbuijen opgezameld, in meerdere of mindere mate door scheikundige herkenningsmiddelen zeer gemakkelijk kan aanwijzen. Hoe spoedig deze vorming van salpeterzuur kan plaats grijpen, heb ik zelf met mijnen geachten vriend g.a. van der voort te Amsterdam voor eenige jaren opgemerkt. Bij een naderend onweder werd van den voorafgaanden regen iets in eene porseleinen kom opgevangen. In eene dergelijke kom werd later regenwater opgevangen, nadat een bliksemstraal het luchtruim had doorkliefd. Bij onderzoek bleek dat het eerste water geen spoor van salpeterzuur bevatte, terwijl het tweede daarvan zeer duidelijk bewijzen gaf.