Pagina:Album der Natuur 1856 en 1857.djvu/64

Uit Wikisource
Deze pagina is gevalideerd

— 52 —

op alle jagtondernemingen vergezelde, op weg om het dier te zoeken. Beiden worstelden zich in het digte dennebosch, tusschen de rotsblokken en boomstammen door, en verloren elkander spoedig uit het oog door de schemering van den winterdag en de digtheid der opeengepakte stammen. Plotseling staat lloyd voor het hol, waaruit de beer, die hem reeds lang vernomen heeft, tevoorschijn springt, op de achterpooten zich oprigt, en luid brullend met omhoog geheven klaauwen hem aanvalt. Den haan spannen, de buks aanleggen en afdrukken is het werk van een oogenblik; maar de ontplofte capsule deelt het vuur niet onmiddelijk aan de lading mede, de kogel mist het doel, en, hoewel de jager tot zijne verdediging het dier den loop diep in den muil steekt, is hij in een ommezien achterover geworpen, en voelt zich door een beet, die hem een raauwen gil afperst, de huid van den schedel gescheurd. Met bewonderingswaardige zelfbeheersching verduurt de jager de smart, houdt den adem in en blijft roerloos liggen, terwijl het bloed hem tappelings over het gelaat stroomt. De beer buigt zich over hem heen, alsof hij het angstig hartkloppen bespieden wil, beruikt en draait hem om, maar lloyd houdt zich dood, en het roofdier, in plaats van zich te verwijderen, gaat gerust naast hem liggen en houdt de wacht. Dit duurde een tijdsverloop dat als een jaar scheen, toen de Fin, die den roep van zijnen heer gehoord had, door de struiken aankroop, en den beer door het hoofd schoot.

James lloyd, die mij dit avontuur zelf verhaalde, toonde mij met eene zekere zelfvoldoening den stalen loop zijner Manton-buks waar de tanden van het monster duidelijk in zigtbaar waren.

 

 

II.

 

Wanneer in December de orkanen en sneeuwstormen uitgewoed hebben, begint een tijdperk van kalmte en rust, die den winter in het Noorden tot een der aangenaamste saizoenen maakt. Aan den helderen hemel schitteren de sterren met tooverachtigen glans, de