Pagina:Album der Natuur 1856 en 1857.djvu/646

Uit Wikisource
Deze pagina is gevalideerd
220
ELEKTRISCHE UURWERKEN.

Voorbeeld slinger der tanden nu is zoo gekozen, dat telkenmale als een der pennetjes tegen een dier tanden drukt, het radje een halven tand in de rigting der pijltjes vooruit of omgaat. Als nu de boven beschreven slinger een secondeslinger is, die door het staafje H met het Λ vormig stuk verbonden is, dan gaat het rad in elke 24 seconden eens geheel om, en als men er 30 in plaats van 12 tanden aan gaf, dan zou een daaraan verbonden wijzer voor seconde-wijzer kunnen dienen. Zoo doet men dan ook gewoonlijk, en verbindt de spil van dit rad op de in elk uurwerk gebruikelijke wijze met die des minuutwijzers en deze met den uurwijzer.

Ziedaar dan een elektromagnetisch uurwerk gereed, dat niet behoeft opgewonden te worden, want het blijft gaan, maanden lang, zonder dat men er naar behoeft om te zien. Maar eindelijk zal toch de zinkplaat in de vochtige aarde verteerd of deze en de koperplaat zeer vuil geworden zijn, en dan houdt de stroom geheel op of wordt althans te zwak om het uurwerk te drijven. Dan moeten die platen uit den grond genomen en schoon gemaakt of vernieuwd worden. Het is de vraag of dit voor den bezitter niet veel lastiger is, al behoeft het ook slechts om het halve jaar te geschieden, dan het eenvoudige opwinden van een gewoon slingeruurwerk om de 14 dagen. Maar bovendien, en erger nog, hoe sterker de stroom is, des te sneller, gelijk gemakkelijk te begrijpen is, beweegt zich de slinger, en het is onmogelijk van aardplaten, of van welke galvanische batterij ook, eenen stroom te verkrijgen, die een half jaar lang, die zelfs een week lang volkomen even sterk blijft, vooral als die batterij, zoo als voor een uurwerk dan toch het geval zou moeten zijn, geheel aan zich zelve wordt overgelaten. De stroom van elke batterij vermindert in kracht na eenigen tijd gebruiks daarvan. Als dus een elektrisch uurwerk, als het bovenstaande, in de eerste dagen een' rigtigen gang heeft, dan zal het toch langzamerhand beginnen na te loopen, gelijk men dit noemt, en dit zal al erger en erger worden. Alle andere uurwerken van dien aard, welke men in de boeken over natuurkunde beschreven vindt, zoo als die