Pagina:Album der Natuur 1856 en 1857.djvu/658

Uit Wikisource
Deze pagina is gevalideerd
232
DE DOOD, PHYSIOLOGISGH BESCHOUWD.

wordt bereikt, en zelfs niet zelden, waaruit men besluiten mag, dat die hooge leeftijd veel vaker bereikt zou worden, indien storende invloeden er zich niet tegen verzetten, welk besluit te meer kracht heeft, wanneer wij bedenken, dat verreweg de meeste menschen aan ziekten en slechts zeer weinigen van ouderdom sterven."

Den waren grond voor zijne stelling vindt Flourens echter in de door buffon aangeduide bestendige evenredigheid tusschen den duur van den groeitijd en dien des geheelen levens. Het komt er dus op aan te weten, hoe vele malen die groeitijd in het geheele leven begrepen is. Buffon miste echter een zeker kenteeken, waaraan men weten kon op welken leeftijd bij eene diersoort de groei ophoudt. Dit kenteeken nu is de geheele vereeniging der lange beenderen met hunne gewrichtsuiteinden. Bij het niet volwassen zoogdier namelijk maken die uiteinden niet één stuk uit met de beenderen, waartoe zij behooren, maar zijn daarvan gescheiden, of, 'tgeen hier op 't zelfde neêrkomt, daaraan vastgehecht door middel van kraakbeen. Dat kraakbeen echter wordt langzamerhand been, en op den volkomen ontwikkelden leeftijd is die verbeening voltooid, en maken de lange beenderen met hunne uiteinden één geheel uit. Maar dan ook groeijen die beenderen, en het geheele ligchaam, niet meer in de lengte. Flourens heeft nu bij een groot aantal zoogdieren onderzocht, op welken leeftijd die vereeniging der lange beenderen met hunne uiteinden volkomen is; hij heeft verder langs den weg van onmiddelijk onderzoek den normalen levensduur dier dieren opgespoord, en de algemeene slotsom van dit onderzoek komt hierop neer, dat het tijdperk van den groei vijfmalen bevat is in den geheelen levensduur. Bij den mensch is de vergroeijing der beenderen met hunne uiteinden in den regel op twintigjarigen leeftijd geheel of nagenoeg voltooid; de mensch leeft dus vijfmaal twintig, dat is honderd jaren.

Dus den normalen levensduur des menschen bepaald hebbende, onderzocht Flourens nog, of er eene algemeene maat zouden kunnen worden gevonden voor de uiterste grens des levens, dat is, voor den hoogsten leeftijd, dien de mensch bij wijze van uitzondering bereiken kan. Want men ziet het bij de dieren, en niet minder bij