smaakt, die zich met de slechtste plaats moet tevreden stellen, zoo geniet zeker de jeugdige leeftijd, die de genoegens der zinnen als 't ware van nabij aanschouwt, deze in grootere mate. Maar de ouderdom, welke die genietingen meer uit de verte gadeslaat, smaakt ze toch ook, en wel in die mate, als genoeg is." En wat die genoegens aanbelangt, die ontspruiten uit de werkzaamheid van den geest, zoo mag men het denzelfden cicero nazeggen, wanneer hij beweert, dat de oefeningen van den geest, en dus ook het daardoor te smaken genot, gelijkelijk met de jaren toenemen,—wel te verstaan alleen bij hen, die op vroegeren leeftijd daarvoor de grondslagen hebben gelegd.
Al de opgenoemde verschijnselen van den ouden dag te zamen genomen wijzen ten duidelijkste op eenen achteruitgang van het bewerktuigd zamenstel, op eene inwikkeling daarvan, zoo het geoorloofd is dat woord te gebruiken als het tegenovergestelde van ontwikkeling, op eene algemeene verzwakking van de werkdadigheid der verrigtingen.—Ik herhaal het nog eens, die achteruitgang is geene ziekte, want hij is een harmonische achteruitgang. Alle verrigtingen des ligchaams zijn door een naauwen band met elkander vereenigd; elke is noodzakelijk voor al de overigen, geene kan de hulp der anderen ontberen, en het is alleen door onderlinge harmonische zamenwerking van allen, dat het leven in stand wordt gehouden. Om mij tot die drie hoofdverrigtingen te bepalen, aan wie men bij uitstek den naam van levensverrigtingen geven kan, omdat het ophouden van hare werking binnen weinige oogenblikken den dood ten gevolge heeft, zoo kunnen zonder bloedsomloop geene ademhaling, geene zenuwwerking bestaan, zonder ademhaling geen bloedsomloop en zenuwwerking, zonder zenuwwerking geen bloedsomloop en ademhaling. Zoo lang er tusschen deze en alle overige verrigtingen des ligchaams eene volkomene onderlinge zamenstemming blijft bestaan, bestaat er ook geen ziekelijke toestand. Even als nu de vooruitgang, de ontwikkeling van de overige leeftijden in zich zelf geen ziekelijke toestand is, en dat alleen dàn wordt, wanneer de ontwikkeling der deelen en der verrigtingen geen gelijkmatigen gang houden, en deze laatste daardoor met elkander