Pagina:Album der Natuur 1856 en 1857.djvu/694

Uit Wikisource
Deze pagina is gevalideerd
268
DE DOOD, PHYSIOLOGISCH BESCHOUWD.

Reeds de omstandigheid, dat de indrukken die onze zintuigen ontvangen, door de zenuwen naar de hersenen geleid moeten worden, zal er ten gevolge dier indrukken gewaarwording ontstaan, en dat het ook de hersenen zijn, van waar andere zenuwen de uitingen van den wil naar de spieren moeten geleiden, indien er willekeurige beweging zal geboren worden,—die omstandigheid wijst ons reeds op een zeer naauw verband tusschen hersenwerkdadigheid ter eene en gewaarwording en wil ter andere zijde. Maar er is meer. Het is onloochenbaar, dat alle eenigzins aanmerkelijke stoffelijke veranderingen der hersenen storingen in de verrigtingen van het zieleleven ten gevolge hebben; zoodra zich een ziekelijke toestand der hersenen openbaart, van welken aard die ook zijn moge, zoo lijden daaronder de geestvermogens, en wel in den regel des te meer, naarmate de ziekelijke verandering der hersenen belangrijker is. Zelfs neemt men na beleediging van zekere bepaalde hersengedeelten ook bepaalde storingen van de geestvermogens waar. Vergelijken wij voorts de hersenen der verschillende dieren met elkander, en met die van den mensch, dan zien wij vooreerst, dat de rang, die elk dier in een verstandelijk opzigt toekomt, altijd overeenstemt met den graad van ontwikkeling zijner hersenen. Wij zien ten tweede bij den mensch, die ten aanzien zijner verstandelijke vermogens zoo hoog staat boven alle dieren, ook de hersenen, en bijzonder de groote hersenen, zoo sterk ontwikkeld, als op verre na bij geen ander dier het geval is. Ten derde merken wij op, dat bij de verschillende menschenrassen, of menschensoorten, zoo men dit liever wil, die, gelijk bekend is, in de mate en de rigting der geestvermogens zeer van elkander verschillen, al weder de ontwikkelingsgraad der hersenen tot den verstandelijken aanleg in regte evenredigheid staat. En even als dit waar is, en even als het idiotisme, de aangeborenen stompzinnigheid, steeds gepaard gaat met eene gebrekkige ontwikkeling der groote hersenen, even zoo zal men bij eene naauwkeurige beschouwing ook steeds in den regel opmerken, dat bij individuen van denzelfden menschenstam zij de hoogste verstandelijke gaven bezitten, bij welke de groote hersenen de sterkste ontwikkeling vertoonen. Met de