Naar inhoud springen

Pagina:Album der Natuur 1856 en 1857.djvu/711

Uit Wikisource
Deze pagina is gevalideerd
285
DE KARPER.

van het ligchaam: zijden, buik, hals, rug, ja zelfs uit den staart en de vinnen, en is dit dus het beste middel om die kliertjes waar te nemen.

Bij deze gelegenheid kunnen wij niet nalaten eenige waarnemingen over de warmte, die de visschen verdragen kunnen, te vermelden: zoo vond desfontaines een Chromis cuv. of Sparus lacep. in de heete bronnen van Cafsa in Barbarije, die een' warmtegraad hebben van 30° R. of 86° Fahr.; en shaw zag in diezelfde wateren kleine barbeelen (Mullus) en baarsjes. Saussure, sprekende van de heete bronnen van Aise in Savoye, zegt: dat zij bijna altijd van gelijken warmtegraad zijn en wel van 113° F., maar dat er desniettemin alen, raderdiertjes en infusoriën in leefden, ten minste in het jaar 1790. James Bruce zegt, dat hij in de warme bronnen, die tot heete baden gebruikt worden, rondom Teriana, het oude Thala, vele visschen niet ongelijk aan postjes (Gudgeons) vond, en dat hij zich verwonderde, dat zij niet gekookt waren, daar het water er heet genoeg voor was. Alle deze door sonnerat verzamelde feiten bewogen broussonnet proeven te doen, hoelang onderscheidene soorten van visschen in heet water het leven behouden kunnen, en hij bevond, dat zij verscheidene dagen leefden in water zoo heet, dat hij er geene minuut lang de hand in houden konde. In de warme bronnen van Bahia in Brazilië, die steeds 115° boven de temperatuur van den dampkring zijn, leven vele kleine visschen, en von humboldt en bonpland, in Zuid-Amerika reizende, ontdekten levende visschen die uit kraters opgeworpen waren, te gelijk met heeten damp en water van 210° F., dus slechts 2° beneden het kookpunt.[1]

Doch niet alleen in hooge, ook in lage temperatuur behouden de visschen langen tijd het leven. John hunter zegt: "dat visschen bevrozen geweest en naderhand ontdooid en weder zoo frisch geworden zijn of er nooit iets van dien aard gebeurd was, is zoo bekend, dat wij het gerustelijk voor waar mogen houden." Buchnan verhaalt, dat men bevrozen baarsen mijlen ver verzenden kan, en als zij ter bestemder plaatse aangekomen zijn, doet men hen slechts