Naar inhoud springen

Pagina:Album der Natuur 1856 en 1857.djvu/753

Uit Wikisource
Deze pagina is gevalideerd
327
IETS OVER DEN GOUDVISCH.

letters of eigenlijk woorden, (men weet dat elk Chineesch karakter niet, gelijk bij ons, een gedeelte van een woord, maar een geheel woord vertegenwoordigt) uit te maken zijn. De kooplieden van Pekin zeggen dat het een geheim is om die letters op de schubben voort te brengen. De jesuiten-zendelingen beweren, zonder dat zij evenwel zekerheid daar voor hebben, dat de visschen getatouëerd worden met een deeg, bestaande uit arsenicum opgelost in urine van schildpadden. Men weet dat alle in het oosten in gebruik zijnde haarvernielende middelen (epilatoria) arsenicum bevatten en dat dit zeer krachtig op het hoornweefsel werkt. Het is dus zeer mogelijk, dat ook op de schubben der visschen eene dergelijke werking kan worden voortgebragt, die hare sporen duidelijk genoeg nalaat.

Zeer opmerkelijk ook zijn de vele variëteiten, vooral wat de vinnen betreft. Men weet dat de gewone Kin-yu, even als alle karpers, eene enkele rugvin moet hebben; men vindt er evenwel zonder eenig spoor van rugvin. (Yarrell heeft met voorntjes eenige proeven genomen door hen de rugvinnen af te snijden en gezien, dat de visschen alsdan even goed zwemmen en het evenwigt bewaren kunnen, als met rugvinnen). Men vindt er ook met twee rugvinnen, en de staartvin loopt wel eens in drie lobben, ja niet zelden in vier onderscheidene punten uit. Lacepède beschouwde dezulken als eene bijzondere soort, doch ten onregte, en noemde deze Cyprinus quadrilobus. Deze vergissing beging hij, omdat hij slechts eene verzameling van Chineesche afbeeldingen raadpleegde, die, op lange strooken papier geteekend en met aanteekeningen voorzien, in 1772 aan den minister van staat bertin uit China toegezonden waren. Ook vindt men verscheidenheden, bij welke de staart langer is dan de geheele tronk; anderen met alle vinnen zeer lang, nog anderen met twee aarsvinnen, en vooral merkwaardig is de boven reeds met een enkel woord vermelde grootoogige verscheidenheid.

Onze kennis aan dezen schoonen visch zijn wij het eerst verschuldigd aan kaempfer en aan de jesuiten-zendelingen duhalde en lecomte. Wij weten niet bepaald in welk jaar de goudvisch het eerst in Europa is gekomen; volgens sommigen zou dit in 1611, volgens anderen in 1619 geschied zijn. Yarrell beweert, dat de