Pagina:Album der Natuur 1856 en 1857.djvu/754

Uit Wikisource
Deze pagina is gevalideerd
328
IETS OVER DEN GOUDVISCH.

goudvisschen door de Portugezen, toen zij den weg naar Oost-Indië rondom de Kaap de Goede Hoop ontdekt hadden, uit China eerst naar de Kaap, en toen zij daar geacclimatiseerd waren, vervolgens naar Lissabon gevoerd geworden zijn. Baster zegt, dat zij eerst naar St. Helena en toen naar Europa gebragt zijn; ook zijn zij reeds vroeg naar Isle de France overgebragt geworden en zijn daar tegenwoordig zoo overvloedig in getal, dat zij als andere visschen ter markt gebragt en als een keurige schotel op tafel komen. Zoo zijn zij ook door kooplieden op de Philippijnsche eilanden en op Java verspreid geworden.

De goudvisch schijnt zich niet voor het jaar 1730 in Europa voortgeplant te hebben. Baster zegt dat de eerste goudvisch in 1728 in Engeland gekomen is met philippe worth, met het schip the Houghton; dat hij daar al spoedig voortgeteeld heeft en zoo over geheel Europa verspreid geworden is. De graaf van bentinck en clifford, die door linnaeus voor altijd beroemd geworden is, waren de eerste Hollanders die goudvisschen in hunne vijvers hadden; volgens baster werden de eerste goudvisschen in Holland gebragt in 1753 of 1754 in de vijvers van de buitenplaatsen Sorgvlied en Hartekamp, doch in 1765 hadden zij nog geene kuit geschoten. In Frankrijk zijn de eerste goudvisschen in de haven van Lorient ingevoerd en daar in de vijvers van den tuin der Compagnie des Indes gebragt, uit welke de directeuren dier inrigting eenige aan Mad. de pompadour ten geschenke zonden. De oudst bekende afbeelding van dezen visch is van pétiver van het jaar 1718; linnaeus gaf in 1740 de tweede, en in 1746, in zijne Fauna Suecica, de derde goede afbeelding. Pennant gaf eene uitvoerige beschrijving met afbeelding in 1751, en baster schreef in 1765 eene goede monographie over de goudvisschen. Hij vermeldt dat men, vóór hem, van meening was, dat de gouden mannetjes en de zilveren wijfjes waren; dat zij in Mei kuit schieten en in Junij de jongen uitkomen, die eerst zwart of donkerbruin van kleur zijn, zes weken later roode en vervolgens gouden vlekken krijgen en eerst in den loop van het volgende jaar hunne standvastige kleuren aannemen. Hij geeft eenige goede raadgevingen over de wijze van