Naar inhoud springen

Pagina:Album der Natuur 1856 en 1857.djvu/783

Uit Wikisource
Deze pagina is gevalideerd
357
REIZENDEN NATUURONDERZOEKER.

Van zijne volharding getuigt vooral zijne jagt op de zwarte antilope. Eens duurde zulk eene jagt, uitsluitend op dit dier, tien dagen lang. Door brandenden dorst gepijnigd, zien hij en zijn wapendrager,—een Basuto-kaffer—eindelijk iets opspringen, de kogel treft en eene heerlijke zwarte antilope valt neder. Het eerste dat beiden doen is hunnen onlijdelijken dorst te lesschen, door te zuigen aan de uijers van het pas gedoode dier. Daarop stroopt hij de huid af; de zon was intusschen reeds onder den horizont gedaald, en eerst laat in den nacht kwam hij weder bij zijnen wagen aan.

In Port Natal terug gekomen, had hij het verdriet te ondervinden, dat alles wat hij daar gelaten had, verloren ging bij den oorlog tusschen de kolonisten en de Engelsche troepen. Van het later verzamelde vulde hij drie kisten en zond deze over de Kaap naar Zweden.

Slechts vijf dagen hield hij rust en trok toen naar het Amazula land, de kuststreek ten noorden van Port Natal, waar het land wemelde van buffels en olifanten, de laatste in kudden van meer dan 200 stuks. Bovendien kwamen er ook vele andere dieren voor; wahlberg doodde er twee witte rhinocerossen, een luipaard, eene menigte buffels, een krokodil, eenige hyaena's. Op olifanten was hem de jagt door het opperhoofd panda niet toegestaan. Hoewel hij zelf zich aan dit verbod onderwierp, kon hij echter zijnen trouwen willem niet weerhouden er vier van te schieten.

Korten tijd later echter, op eenen nieuwen togt met delegorgue naar de Umvoti-rivier, schoot hij zelf drie olifanten. "Op nieuwjaarsdag 1843," zoo schrijft hij, "waren welligt delegorgue en ik de eenigen in de geheele wereld, die smulden van de snuit en de pooten van eenen jongen olifant, dat voortreffelijk smaakte." Hier praepareerde hij ook twee geraamten van buffels en een van een rivierpaard.

In April te Port Natal terug gekomen, begon hij dadelijk toebereidselen te maken voor zijnen laatsten en langsten togt in het binnenland.

In het begin van Junij 1843 brak hij op met twee wagens, elk door twaalf ossen getrokken. In Pietermaritzburg werd willem,