Pagina:Album der Natuur 1856 en 1857.djvu/842

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen
26
ALBUM DER NATUUR.

bekend door onderscheidene geschriften op het gebied der natuurlijke geschiedenis, een werk uitgegeven, hetwelk de aandacht van alle bevorderaars van klassieke studiën schijnt te verdienen. De schrijver geeft alles, in hoogduitsche vertaling, wat in de oude klassieke letterkunde over de dieren voorkomt, en meent, dat zijn werk niet alleen door hen zal worden gebruikt, die tot den stand der geleerden behooren, maar ook door alle vrienden van natuurlijke geschiedenis. Bij ieder dier heeft hij de schrijvers, die daarvan gewag maken, in eene chronologische volgorde aangevoerd. Bij de meer belangrijke dieren zijn, als daartoe voldoende bouwstoffen voorhanden waren, de mededeelingen dan ook meer uitgebreid. Lenz heeft de dieren laten volgen naar het stelsel, dat hij in zijne "Naturgeschichte" heeft gebezigd. De schrijvers, wier beschrijvingen of berigten hij doet kennen, zijn de volgende: herodotus, xenophon, aristoteles, cato, nikander, varro cicero, gratius, vergilius, diodorus, siculus, columella, strabo, plinius de oude en de jonge, plutarchus, arrianua, pausanias, appianus, aelianus, athenaeus, nemesianus, palladius.

A. Cn. 
 

Over den zamenhang der katalytische verschijnselen met de Allotropie. Onder dezen titel heeft de Hoogleeraar schönbein te Bazel in Poggendorff's Annalen, der Physik und Chemie, 1857, N°. 1, eene hoogst opmerkenswaardige verhandeling in het licht gezonden. Hij vat daarin alles te zamen, wat hem in den loop zijner veelvuldige onderzoekingen gebleken is eenig licht over het tot nog toe volkomen raadselachtig verschijnsel der katalyse te kunnen verspreiden, en komt daardoor tot eene uitkomst, die haar wel is waar niet dadelijk verklaart, maar die toch de mogelijkheid van zulk eene verklaring doet vooruitzien en ons eene belangrijke schrede nader daaraan brengt. Men noemt toch eene reeks van natuurverschijnselen verklaard, zoodra het gelukt is, het verband te vinden tusschen die verschijnselen onderling, en vooral, wanneer wij hunnen zamenhang kunnen aantoonen met eene andere, schijnbaar daarvan verschillende reeks. Van dit alles nu bestond tot nog toe niets voor de katalyse. Er viel nog aan geene poging te denken om hare verschijnselen terug te voeren tot de werking van eenige bekende natuurkracht; want het onderling verband dier verschijnselen bestond nog slechts uiterlijk en in naam, zoo zelfs, dat voor een aantal daarvan—men denke slechts aan de gisting-—het nog onzeker is of men ze geheel, of ten deele, of in het geheel niet aan wat men katalyse noemt moet toeschrijven. Schönbein nu