Pagina:Album der Natuur 1856 en 1857.djvu/97

Uit Wikisource
Deze pagina is gevalideerd

— 85 —

daar hij, naar het oordeel van desbevoegden, eenen meer vasten en duurzamen grond heeft gelegd tot de ontcijfering van het tot hiertoe weinig bekende spijkerschrift, hetwelk op de bouwvallen van Nineveh, Babel en Persepolis gevonden wordt. Door dien beroemden geleerde zijn wij nader bekend geworden met die hoogst opmerkelijke plek, in het Noorden van Medië gelegen, die, hoe weinig ook bekend, wel de opmerkzaamheid verdient van allen, die in de kennis van de vorming onzer aarde belang stellen: namelijk het meer van Takht-i-Soleiman en de heuvel Zindan-i-Soleiman. Wij willen hetgeen rawlinson dienaangaande vermeldt[1] mededeelen, en, voor zoo ver zulks noodig is, nader toelichten en met soortgelijke verschijnsels, die ons van elders bekend zijn, vergelijken.

Toen hij de bouwvallen van Takht-i-Soleiman, het Ecbatana van het noordelijk Medië, bezocht, trok vooral de waterkom, die zich binnen den omtrek dezer uitgestrektheid bevindt, zijne opmerkzaamheid tot zich. Hij geeft de navolgende beschrijving van het uitwendig voorkomen van dit meertje. "Het eerste voorwerp," zegt hij, "hetwelk mijne opmerkzaamheid trok, toen ik de poort van de verlatene stad binnentrad, was het meer: eene watervlakte van onregelmatige gedaante, op den hoogsten top van eenen heuvel gelegen, en nagenoeg 800 schreden in omtrek uitmakende. De rotsige oevers, welke dit meertje omgeven, zijn gevormd uit een afzetsel van koolzuren kalk, waarvan ook het water, hetwelk zich in dat meer bevindt, eene groote hoeveelheid in opgelosten toestand bevat. Het lijdt wel geen twijfel, dat de oevers dagelijks enger worden, naarmate het kalkachtig afzetsel toeneemt. Niet verre beneden de oppervlakte des waters loopen de oevers glooijende af en vormen zoo een uitgebreid trechtervormig bekken, waardoor het water van dit meertje omsloten wordt. De heer robert ker porter gelooft, dat de geheele heuvel uit het kalkafzetsel des waters langzamerhand gevormd is, en dit zal ook in de hooge oudheid werkelijk het geval geweest zijn: want de diepte van het water, in den laatsten tijd door de herhaalde proefnemingen van den hoofdman der Afscharen

  1. Journal of the royal Geographical Society, vol. X.