Naar inhoud springen

Pagina:Album der Natuur 1858 en 1859.djvu/100

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen
74
IETS OVER HET BILLARD.

mende tot aan het tegenovergestelde punt van den bal, het bovenpunt, heeft ieder punt eene grootere beweging: dit ontstaat niet door den oorspronkelijken stoot, dien wij vooralsnog eenen centralen onderstellen,—daardoor zouden alle punten van die middellijn zich even snel moeten bewegen,—het is een gevolg van de wrijving. Stelt men zich ieder punt van den bal op zich zelf voor, dan zijn er eenige, die zich nu niet zoo snel kunnen bewegen, als zij alleen ten gevolge van den stoot zouden doen, ja er zijn er, die nu eene juist tegengestelde beweging verkrijgen;—andere punten zijn er daarentegen, waarvan de snelheid der beweging grooter is geworden. Men kan het zich dus voorstellen, alsof de eersten als het ware worden opgehouden in hunne beweging, de laatsten daarentegen nog worden voortgestuwd. Het is nu wel te vermoeden, dat er toch één of meer punten zullen te vinden zijn, die zich bij deze zamengestelde beweging geheel vrijelijk zullen bewegen, dat is, die noch opgehouden noch voortgestuwd worden, maar hunne eigene beweging behouden: en de theorie bevestigt dit, als zij ons leert, hoe het eenige punt, waarvan de beweging niet gestoord wordt,—en dat slingerpunt, middelpunt van percussie wordt genoemd naar andere zamenhangende eigenschappen, die dit punt bezit,—hoe dit punt voor elken bijzonderen vorm van het draaijende ligchaam eene bepaalde plaats verkrijgt. Bij eenen gelijkslachtigen of homogenen bal, dat is, zulk eenen, waarvan de stof overal dezelfde en even digt is, ligt dit punt op de middellijn, die door het steunpunt gaat, en wel op eenen afstand boven het middelpunt, gelijk aan twee vijfde deelen van den straal (het punt P, Fig. 6), en dit Fig. 6.
Fig. 6.
punt zal dus juist, als het ware, de gemiddelde snelheid bezitten, die de wrijving zoowel als de toegebragte stoot moeten teweegbrengen.

Keeren wij, na deze noodzakelijke uitweiding, tot het billard terug. Is de bal zoodanig voortgestooten, dat daardoor op zich zelf geene draaijing zoude ontstaan,—en dat is het geval bij eenen centralen stoot, dat is zulk eenen, waarbij de rigting van den schok door het mid-