den, dat de glazen deze stof eenigzins spannen, als men ze zoover opent, dat zij een hoek van omstreeks 30° met elkander maken.
Men houdt nu, terwijl men zich naar een helder verlicht venster keert, deze zoo geopende glasportefeuille vóór zich op de hoogte van het oog met de onderste plaat horizontaal en de opening naar zich toe en schuift op de onderste plaat een bijna even groot stuk papier, waarop met eene vrij geconcentreerde oplossing van eenige sterk fluorescerende stof, zwavelzure quinine of het dubbelzout van cyanogenium met platina en kalium b.v., eenige letters geschreven of eenige figuren geteekend zijn. Heeft men daarbij het gele of witte glas boven, dan ziet men niets of althans niets bijzonders; is het blaauwe boven dan ziet men de letters of figuren, vooral in direkt zonlicht, lichten als of zij met phosphorus geschreven waren. Vooral het laatstgenoemde zout vertoont het verschijnsel uiterst fraai, men schrijft of teekent daarmede op geel papier, dat zoo na mogelijk de kleur van het zout zelf heeft.
Bij het licht eener gasvlam of van eene goede moderateurlamp vertoont zich het verschijnsel ook, hoewel natuurlijk minder krachtig.
De bovenbeschreven wijze van werken is reeds betrekkelijk lang bekend geweest. Reft. acht het echter, nu hij het verschijnsel op die wijze gezien heeft, der moeite waard om daarop hier de aandacht te vestigen van allen, die met hem prijs stellen op eenvoudigheid in de proefnemingen en minkostbaarheid in de toestellen.
Magnetische eigenschappen van ijzeralliages. Cailletet (Compt. Rend. XLVIII bl. 1115), heeft de coercitiefkracht onderzocht van verschillende alliages van ijzer met tin en antimonium. Hij heeft in het algemeen gevonden, dat deze kracht toeneemt met de in het alliage voorhanden hoeveelheid ijzer. De grens van deze toename heeft hij niet kunnen bereiken, omdat het, zelfs bij de hooge temperaturen der smeltovens te Chatillon sur Seine, waar hij arbeidde, onmogelijk was om de aan ijzer zeer rijke alliages in staven te gieten.
IJzer, in een stroom van ammoniakgas verhit, verbindt zich met een deel van het in dit gas voorhanden azotum en verkrijgt daardoor eene aanmerkelijke coercitiefkracht.
Om deze kracht aan het ijzer geheel te ontnemen (er is hier slechts van Fransch ijzer sprake. Reft.) moet men platen daarvan, in de gedaante van zeer ondiepe kroesen gebogen, gedurende eenigen tijd achtereen uitgloeijen in de hooge temperatuur der ijzersoldeerovens. Langs scheikundigen of galvanischen weg uit oplossingen herleid ijzer bezit altijd nog eene aanmerkelijke coërcitiefkracht.