gevallen kuunen voorkomen, dat de parabool, door eenen zijstoot te weeg gebragt, de oorspronkelijke parabool,—waarbij de stoot niet bezijden de loodregte middellijn, maar even hoog boven de tafel is aangebragt,—in haren loop snijdt. Hiervan diene tot voorbeeld Fig. 18, stoot 2; was de bal door eenen regter zijstoot voortgestuwd, zoo beschrijft hij de parabool 2', die wel, uit den bal gezien, eerst ter regterzijde van de eerste afwijkt, maar deze naderhand wederom snijdt, om verder ter linkerzijde te blijven voortgaan.
Uit de theorie leeren wij verder omtrent de draaijing rondom eene verticale as, dat zij het sterkst is, wanneer de bal geraakt wordt op de helft van den straal, ter regter- of linkerzijde van het middelpunt, naarmate de draaijing van regts naar links of van links naar regts moet wezen; voor eenen sterken stoot van 7 meters wordt alsdan de snelheid van den bal 51⁄4 meters, terwijl deze 33⁄5 meters bedraagt voor eenen gewonen stoot van 5 meters. Gedurende den loop van den bal in eene kromme lijn zal het gedurig werken der wrijving ten gevolge hebben, dat de oorspronkelijke draaijing van den bal zich alzoo met die der wrijving te zamen stelt, dat de eindresultante eene draaijing wordt om eene as, die in het vlak ligt, dat loodregt op de eindbeweging staat. In het algemeen zal de zijstoot de vermeerdering van het effect ten gevolge hebben, dat is van de beweging, die er na eenen tweeden schok overblijft.
Omtrent de kromme lijnen zelve zal er daarbij een maximum ontstaan, wanneer zoowel de hoek van de gemeenschappelijke raaklijn tusschen den handbal en den speelbal, als ook de afstand van het punt, waar de schok wordt aangebragt, tot de eindrigting het grootste wordt. Was de handbal bij den schok in zijnen eindtoestand, dan is de kromme lijn van de beweging na den stoot eene grootste, wanneer hij den speelbal snijdt, dat is slechts even aanraakt: alsdan maakt de raaklijn van de kromme lijn, dat is de rigting van het begin der kromlijnige beweging, met de oorspronkelijke rigting eenen hoek van 33°, wanneer men eenen stoot van 7 meters onderstelt; en dan is ook de eindrigting van de loopbaan des handbals 1⁄4 meter van het punt verwijderd, waar de schok heeft plaats gevonden. Was de handbal zoo laag mogelijk geraakt, zoo moet men, om de maximum kromme lijn te