Naar inhoud springen

Pagina:Album der Natuur 1858 en 1859.djvu/117

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen
91
IETS OVER HET BILLARD.

verkrijgen, den speelbal bijna geheel vol raken, dat is zoodanig, dat de verbindingslijn der middelpunten slechts weinig van de rigting van den handbal vóór de botsing verschilt; alsdan is voor stooten van 7 en 5 meters het punt, waar de schok plaats grijpt, 910 en 730 meter respectievelijk van de eindrigting verwijderd.

 

Wij beschouwden hier slechts de uitwerking van alle horizontale stooten op den handbal voor en na de botsing tegen den speelbal en tegen den band, terwijl wij de beweging van dien speelbal steeds langs de regte lijn zagen plaats vinden, die de middelpunten der ballen verbindt. Daaruit volgt dus van zelf, hoe men stooten moet om den speelbal eene bepaalde rigting te geven, bijv. om dien te maken; maar er is een ander spel, van vrij wat meer belangrijkheid, waarbij dan de handbal twee speelballen na elkander moet aanraken, het caramboleren. Hier komt het er dus op aan, om den handbal na den schok met den eersten speelbal zulk eene rigting te geven, dat hij den tweeden raakt, somtijds na tusschentijds één of meermalen den band te hebben geraakt; en hiertoe dient voornamelijk het raken van den handbal in verschillende punten, waardoor deze dan ook na den schok met den eersten speelbal telkens eenen anderen loop verkrijgt. Zijn nu in het algemeen de hier verklaarde beginselen genoegzaam om de verschillende uitgevoerde caramboles te verklaren, er is echter nog eene geheel andere soort van stooten, die weder verschillende uitkomsten oplevert, maar die dan ook alleen door geoefende spelers kan worden uitgevoerd,—die stooten namelijk, waarbij de Queue niet meer horizontaal wordt gehouden, maar in eene meer of minder hellende rigting wordt gebragt.

Hierbij doet zich weder een nieuw verschijnsel op, namelijk de schok tusschen de tafel en den bal, die onmiddellijk volgt op den schok tusschen den bal en de Queue. Zoolang nu de rigting der Queue door het middelpunt van den bal gaat, heeft deze stoot slechts invloed op de snelheid der voortgaande en draaijende beweging; maar zoodra de rigting van den stoot niet meer door het middelpunt gaat, beschrijft de bal eene kromme lijn,—daar alsdan de wrijving niet meer in dezelfde