Pagina:Album der Natuur 1858 en 1859.djvu/128

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen
102
KRUIPENDE, LOOPENDE, SPRINGENDE EN KLIMMENDE VISSCHEN.

van eenen hefboom van de derde soort. De magt, in het midden van beide punten, op b geplaatst zijnde, zal tengevolge van de zamentrekking van de spieren aan de linkerzijde van het dier, het lastpunt c doen naderen tot het steunpunt a en dus dat gedeelte van het ligchaam een halven cirkel doen vormen (fig. 2). Op hetzelfde oogenblik echter wordt het lastpunt c tevens tot een nieuw steunpunt a (fig. 3), de staart wordt de last c en, tusschen beide in gelegen, ontstaat eene nieuwe magt b, door eene gelijke oorzaak (spierzamentrekking) als in fig. 1 verwekt.

Hierdoor verschijnt de tweede halve cirkel, en op gelijke wijze zou er eene derde en vierde bogt ontstaan, als de aal lang genoeg is om zijn ligchaam in zoovele bogten te kunnen wringen (fig. 4).

Noemen wij dit nu, om die bewegingen eenen naam te geven, den eersten stap; en wij zien, dat de aal daardoor zijnen staart zooveel digter bij zijnen kop gebragt heeft als de middenlijn van eenen cirkel korter is dan de helft van den omtrek, en dit getal vermenigvuldigd met het getal der bogten. De tweede stap (om dien naam te behouden) wordt echter op eene juist tegenovergestelde wijze uitgevoerd. Immers nu wordt (fig. 5) a het steunpunt, de kop c het lastpunt, en de magt, in b gezeteld zijnde, trekt de spieren van de andere zijde (de regter) des ligchaams te zamen; daardoor wordt de last c vooruitgestuwd (fig. 6) en op het zelfde oogenblik ook weder hier verwisselende als in den eersten stap, het vorige steunpunt a tot lastpunt c (fig. 7) en de staart a tot steunpunt wordende, brengt de magt b ook het punt c vooruit (fig. 8), en zoo vervolgens met de overige bogten, als die er zijn, op gelijke wijze. De tweede stap brengt dus den kop zoo ver vooruit, als de helft van eenen cirkel langer is dan de middenlijn, vermenigvuldigd met het getal der bogten. Het is duidelijk, dat de aal des te sneller vooruitgaat, hoe sterker de spierzamentrekkingen zijn en dus hoe digter de steun- en lastpunten elkander naderen; terwijl in den eersten, derden, vijfden stap enz. het achterste einde van het ligchaam naar het voorste gedeelte getrokken, en in den tweeden, vierden, zesden enz. het voorste gedeelte van het achterste als weggestuwd wordt. Of misschien in den derden stap de regter spieren zich zamentrekken (fig. 9 en 10) en niet de linker, gelijk wij in den eersten stap gezien hebben;