Pagina:Album der Natuur 1858 en 1859.djvu/172

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen
146
DE OUDST BEKENDE METEOORSTEEN.

Volgens eene mededeeling van den Spaanschen renegaat ali-Beij, die in 1807 Mekka bezocht en eene afbeelding van den steen[1] heeft gegeven, houden de Muzelmannen dezen steen, dien zij "hemelschen steen" noemen, voor eenen hyacinth, die oorspronkelijk doorschijnend was en door den Engel gabriël uit den hemel aan abraham, als een bewijs van Gods bijzondere toegenegenheid, werd overgebragt.

Door de aanraking echter van eene onreine vrouw, ging de doorzigtigheid van dezen steen verloren, en werd tevens de kleur zwart.

De lotgevallen van dezen steen zijn allezins merkwaardig. Voor den tijd van mahomet werd hij in de nabijheid van de bron Zanzem, digt bij de Kaäba gelegen, verborgen gehouden.

De grootvader van mahomet, abd-el-motolleb geheeten, nam hem van deze heilige plaats (want deze bron werd aangezien als die, welke door een wonder voor ismaël, den verstooten zoon van abraham, ontsprong) weder weg, en mahomet metselde dien eigenhandig in, aan het gemelde gebouw.

Tijdens eene belegering van Mekka door lbn zebelier in 685 leed de Kaäba veel door eenen brand, en sprong de steen ten gevolge der hitte in drie stukken, welke later weder aan elkander werden gehecht en verbonden door een' daarom geslagen zilveren band.

De vermaarde kalif haroun-al-raschid, die in het jaar 780 den troon besteeg, deed den zilveren band vernieuwen en verzwaren, en een van zijne opvolgers liet een stukje daarvan in den voorhof van zijn paleis plaatsen, hetgeen ieder voorbijganger dwong om daaraan eer te bewijzen, tot grooten roem van den kalif.

In den jaren 926 werd Mekka door de secte der Karmaten geplunderd, en de zwarte steen, dat kostbare kleinood, uit de Kaäba geroofd en op eene andere plaats van Arabië ter vereering voor de bedevaartgangers toegankelijk gesteld.

Na den dood van den overweldiger werd de steen, waarvoor vergeefs 5000 gouden denariën waren geboden, in den jare 950 weder naar Mekka teruggebragt.

  1. Travels of Ali Bey in Marocco, etc., Londen, 1816. De afbeelding schijnt volgens latere berigten niet zeer naauwkeurig te zijn.