Pagina:Album der Natuur 1858 en 1859.djvu/212

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen
186
Dr. BARTH'S REIZEN IN HET CENTRALE GEDEELTE VAN AFRIKA.

De grootste teleurstellingen, die barth op zijne reis ondervond en die meer dan al de vermelde ongemakken en bezwaren ook den meest krachtigen man konden nederslaan, hebben wij nog niet genoemd. Van de drie Europeanen, die de zending oorspronkelijk uitmaakten, bleef hij alléén over. Reeds in den aanvang van 1851 overleed richardson in Bornu; barth, die toen tijdelijk van hem afgezonderd reisde, vernam zijnen dood eerst eenige weken later en kon slechts zijn graf bezoeken, 't welk onder een sykomore op de grasrijke vlakten van Nhugurutua gedolven was. In September 1852 stierf ook overweg, in den krachtvollen leeftijd van 30 jaren, niet ver van den westelijken oever van dat meer Tsaad, 't welk hij zoo naauwkeurig onderzocht en herhaaldelijk bevaren had. Van dien tijd af moest barth, die nu westwaarts trok om Sokoto en Timbuktu te bezoeken, zijnen togt door het vreemde en onherbergzame land alleen volbrengen. Dit gedeelte zijner reis is nog niet in het licht gekomen.

Twee punten zijn vooral wat de geographie van Afrika betreft door het reisverhaal, zoover het voor ons ligt, helderder geworden.

Het eerste betreft den loop van de Benue, welke rivier barth moest overtrekken, toen hij zich naar Yola, de zuidelijkste grens van zijn veld van onderzoek begaf, de plaats waar hij zoo onherbergzaam ontvangen en zoo ontmoedigend teruggewezen werd. Die rivier, zich naar het zuid-westen rigtende, vereenigt zich met de Kuara, die eene voortzetting is van de Joliba of Djoliba, die in hetzelfde gebergte ontspringt, waaruit aan de andere zijde de westwaarts vloeijende Senegal en Gambia voortkomen, zich eerst noordoostwaarts tot Timbuktu keert en dan oostwaarts wendt, om vervolgens eene meer zuidoostelijke rigting te nemen. De vereenigde stroomen storten zich dan met verschillende monden, tusschen den 5den en 4den gr. N.B. in den Oceaan. Het andere punt betreft het meer Tsaad, dat met deze rivieren niet in verbinding staat. Een groot binnenmeer tusschen den 15° en 12° N.B., van steeds afwisselende uitbreiding met vlakke oevers, die in het eind van den herfst, in October en November, bij den hoogsten waterstand des meers steeds overstroomd worden. Digt aan de oevers houden zich talrijke rivierpaarden en krokodillen op; en op vele eilandjes, die digt aan de oevers liggen, leven verschillende wilde volksstammen. Het is eene