Pagina:Album der Natuur 1858 en 1859.djvu/232

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen
206
DE MOEDERLIEFDE IN DE NATUUR.

van vogels en andere dieren vervolgt hen. Maar wie bewondert dan niet de hun ingeschapen aandrift, om zich terstond naar de zee te begeven en dus hunne vijanden te ontvlieden; stuit men hen dan in hunnen loop en tracht men door omdraaijen hun een anderen koers te doen aannemen, zoo keeren zij terstond terug om zich naar de zee te begeven, die zij nog nimmer hebben gezien. Wie leerde hun hier den weg en schonk hun een kompas? en wie bewondert niet dit onbegrijpelijke instinct der natuur, waardoor zij onwillekeurig worden aangedreven, om voor hun zelfbehoud te waken?

Nergens echter vinden wij de teederste blijken van liefde en zorg, eenen bestendigen ijver en opmerkzaamheid voor het kroost, waarvoor zij als 't ware alleen schijnen te leven, duidelijker en treffender uitgedrukt, dan bij de vogels.

Hier vinden wij reeds eene hoogere ontwikkeling van ouderliefde, hunne zorg is grooter, hunne driften zijn edeler en nog door eene merkwaardige bijzonderheid verhoogd, die wij bij de lagere dieren minder aantreffen, namelijk eene echtelijke verbinding, eene soort van huwelijk: wie kent in dit opzigt niet onze duiven en in het bijzonder de tortelduif, als voorbeelden van onderlinge trouw en liefde door onze dichters zoo dikwerf bezongen? Ook hierin blijkt weder de bijzondere zorg in de natuur, daar men het als eenen algemeenen regel kan aannemen, dat de aandrift tot deze onderlinge verbinding aan zulke dieren eigen is, wier jongen in den eersten tijd de zorg der beide ouderen behoeven; bij die vogels, welker jongen terstond overvloed van voedsel vinden, als onze eenden en hoenders, was dit minder noodig; maar waar dit voedsel van elders moet worden aangebragt, en de onvolkomene jongen de warmte der moeder niet lang kunnen ontberen, was de zorg der beide ouders volstrekt noodig, en hier vinden wij dan ook deze verbinding of liever het huwelijk door de natuur zelve ingesteld.

Deze echtelijke verbinding duurt bij eenige dieren zoolang als de gemeenschappelijke zorg voor de jongen dit vereischt, en houdt eerst op, als deze volwassen zijn; dit is b.v. het geval bij eenige zoogdieren, als de vledermuis, de ratten en konijnen. Zoo ook bij vele roofen zangvogels, ook bij de raven; bij de verhuizing scheiden de paren,