Naar inhoud springen

Pagina:Album der Natuur 1858 en 1859.djvu/233

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen
207
DE MOEDERLIEFDE IN DE NATUUR.

maar in het volgende jaar schijnen zij zich weder te vereenigen; bij anderen, als de arenden, duiven, en onder de zoogdieren de vossen en reeën, duurt deze verbinding voor het geheele leven. Een treffend voorbeeld leverde hiervan een ooijevaar, wiens wijfje wegens eene wond de reis niet had kunnen ondernemen, en die gedurende drie jaren achtereen ieder voorjaar haar weder opzocht, en hierop ook de volgende winters bij haar bleef[1]. Zeer innig is deze verbinding bij de papegaaijen en vooral bij de zoogenaamde inseparabiles. Nadat bonnet een paar dezer vogels 4 jaren gevoed had, verviel het wijfje in verzwakking uit ouderdom, en kon niet meer het bakje voor het voeder bereiken, maar werd nu door het mannetje gevoed; en als het nu niet meer op het vogelstokje der kooi kon komen, zocht het mannetje met inspanning van alle krachten het er op te helpen, en toen het eindelijk stierf, liep het mannetje in groote onrust om het wijfje heen, zocht het voedsel te geven, gaf een klagenden toon en stierf eveneens eenigen tijd daarna[2]. Zelfs versiert de natuur vele vogels in den paringstijd met eene ongewone pracht van vederen, als wilde zij de echtelijke liefde hierdoor verhoogen. Anderen bezingen in de welluidendste toonen him geluk; zoo kirt de tortel, de leeuwerik verheft zich al zingende in de lucht, en de nachtegaal laat, terwijl zijn gaaike broedt, zijne schoone zangen hooren. Maar zoo spoedig de jongen geboren zijn, zwijgt hij, als vreesde hij de nabijheid van het nest te verraden, en helpt nu de jongen te voeden. Hierin gebruiken zij zelfs de meeste omzigtigheid en vliegen nimmer regt op het nest aan, maar verbergen zich op eenigen afstand in de struiken, om ongemerkt naar hun kroost te sluipen, en verlaten het nest weder even voorzigtig.

Vele vogels vervoeren zelfs hunne jongen, als zij bemerken, dat zij ontdekt zijn; neemt men b.v. aan een nachtuil een jong uit het nest, zoo draagt het de overige jongen in den volgenden nacht weg; hetzelfde zien wij dikwijls bij onze honden en katten. Even merkwaardig is de list, waardoor zij de vijanden van het nest zoeken af te lokken; na-

  1. W. Vrolik, Het leven en maaksel der dieren, 1e d. pag. 58.
  2. Burdach, Fhysiol., 1 B., pag. 366.