Pagina:Album der Natuur 1858 en 1859.djvu/264

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen
238
DE VULKAAN VAN ANTUCO IN CHILI.

eener hoogte, die op ter naauwernood 800 voet werd geschat, een vol uur behoefden. Op den kam aangekomen baanden wij ons met moeite eenen weg tusschen ruwe lavablokken en bereikten daarop eene kleine vlakte, die door eene keten van kegelvormige zandheuvels van eene bruine of zwarte kleur omgeven was. Slechts met de grootste inspanning gelukte het ons deze over te klimmen, want bij elken tred tusschen de vergruisde slakken, die het zand verraderlijk verborg, zakten wij er tot aan de knieën toe in. Aan hunne westelijke zijde breidt zich weder eene vlakte uit, die wij tegen negen uur bereikten, en welke zich ons overal vertoonde in het sneeuwkleed des winters, alleen met uitzondering der zwarte lavastroomen, die daaruit scherp afstekend te voorschijn kwamen.

Op dat punt zagen wij weder voor de eerste maal den bovensten kegel des vulkaans geheel onbedekt; hij is hier zigtbaar van zijnen krater af tot aan den voet toe, die den noordelijken rand der vlakte begrenst. Deze laatste is omstreeks een half uur lang en iets minder breed, verbindt de meer genoemde Silla Velluda met den vulkaan, en geeft gelegenheid om op eenige plaatsen de lavastroomen te meten, welker loodregte hoogte boven de ijskorst, waarop men staat, 20 tot 80 voeten bedraagt.

De eenzamheid van dit oord is waarlijk akelig, want met uitzondering der uit den krater opstijgende rookwolken bespeurt het oog geenerlei beweging, geen spoor van dieren of planten, die leven in deze dorre woestenij brengen. De bevrozen sneeuw der vlakte, die hier en daar tot waar gletscherijs overging, de lava's, die als zwarte slangen daardoor heen kronkelden, de bruine slakken waarop wij stonden, de geweldig groote, steile wal der Silla met hare verstijfde ijsmassa's, de graauwe kegel des vulkaans digt bij ons, de afwezigheid van elk dier en zelfs der korstmossen, die anders het gesteente der hoogste bergen versieren, verbreidden, in weerwil van den wolkenloozen hemel en de vriendelijke morgenzon, over dit tooneel iets schrikkelijk duisters.

Gelijk te voorzien was, miste dit zijne werking niet op mijne beide medgezellen. De serra, die, naar het thans scheen, het plan om tot aan den krater op te klimmen slechts voor scherts had gehouden,