Pagina:Album der Natuur 1858 en 1859.djvu/27

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen
7
HET STEENZOUT EN ZIJNE BEGELEIDERS.

plaatste personen, de berg-oboisten hunne gevoelvolle muzijk uitvoeren. Grootscher nog is de aanblik van de kamer Steinhauser, met hare hemelhooge zoutgewelven, met de steile ladders, waartegen de werklieden opklimmen, en de put, die door deze kamer omlaag gaat.

Veel zouden wij nog kunnen verhalen over de groote onderaardsche kamers, in vroeger tijd uitgebroken, waarin men geheele magazijnen, paardestallen, kuipers-werkplaatsen en dergelijke heeft aangelegd. Maar wij zullen deze werken van vroegeren tijd laten rusten, en liever de thans plaats hebbende geregelde bewerking in overweging nemen.

Men kent thans te Wieliczka 62 zoutlagen, en het geheele werk is door galerijen in vijf verschillende verdiepingen verdeeld,—door deze galerijen komt men tot de verschillende zoutlagen, en deze worden thans in kleine kamers uitgebroken, in tegenstelling van de oude kamers, die soms 30 ellen hoogte hadden.

Het getal der mijnwerkers in de groeven is verschillend, maar kan tot duizend en meer bedragen; soms echter werken er slechts vijfhonderd; het gemiddelde personeel is 800 man. De geheele lengte van het mijnwerk bedraagt 3000 Ned. el, en zijne breedte 1300 Ned. el, maar berekent men hierbij de verschillende verdiepingen, die tot eene diepte van 270 Ned. el naar beneden reiken, zoo kan men zich voorstellen, dat er uren vereischt worden, om slechts een klein gedeelte dezer ruimten te doorwandelen.

Vijftig millioen Nederlandsche ponden zout worden hier jaarlijks gewonnen. Hieronder zijn drie soorten van zout te onderscheiden; het groene zout (a op de doorsnede), dat met 5 procent klei gemengd is, en in de bovengedeelten voorkomt. Het spizazout (b), dat met eenig zand gemengd is en het szybick (c), dat in de onderste ruimten voorkomt, volkomen rein is en geene verdere bewerking noodig heeft. Wat de verdere inmengselen en lagen betreft, welke wij hier aantreffen, zoo willen wij daarop aanstonds terug komen, nadat wij eerst eenige andere wijzen van steenzout te winnen hebben in overweging genomen.

 

Wanneer wij de zoutmijnen bezoeken, welke aan de noordelijke helling der Alpen, nabij de stad Salzburg voorkomen, dan zouden wij daarin het getrouwe evenbeeld van Wieliczka meenen te herkennen. Nabij het stadje Hallein ligt de Dürrenberg. Wil men het daar voor-