ziet men veelvuldig onder den tuf, die den berg overdekt, nog aanzienlijke banken van lava's en conglomeraten optreden, van gelijken aard als wij voor het hoogere gedeelte van de Somma als kenmerkend hebben aangegeven; de lavastroomen aldaar vertoonen eene sterke helling, welke soms tot 30° gaat. Daar nu lava in den regel niet op zulk eene sterke helling liggen blijft, zijn vele natuuronderzoekers tot het besluit gekomen, dat deze lavastroomen eerst horizontaal zouden zijn uitgestroomd, en later in dien schuinen stand omhoog gerigt, een besluit, dat door de hooge ligging der waarschijnlijk onderzeesche tuffen nog versterkt werd. Ongelukkigerwijze werd dit zoo juiste besluit ontsierd door overdreven voorstellingen over den aard en het plotselinge van zoodanige opheffing, waardoor anderen de geheele opheffing begonnen in twijfel te trekken, en met voorbeelden stavende, dat lava zeer goed op eene sterke helling kan blijven liggen, den geheelen berg zonder opheffing uit eene opeenstapeling van lava's en conglomeraten deden ontstaan.
Houden wij ons aan datgene, wat de natuur ons leert, dan lijdt het geen twijfel, of de spanning der uitbrekende dampen en het geweld der zich eenen weg banende lava bewerkten eene zijdelingsche opheffing van de reeds afgezette lagen, waardoor de reeds door ons besproken uiteenbarsting en verwijding van den kraterrand en het ontstaan der vertikale gangen bewerkt werd. Maar deze opheffing had niet plotseling, maar langzamerhand plaats, en hield gelijken tred met de vermeerdering van het volumen des bergs door opstapeling van nieuwe lavabanken en conglomeraten. Ook was het niet noodzakelijk, dat de lavastroomen bij hunne vorming juist een horizontalen stand aannamen, en zijn zij in vele gevallen voorzeker van den beginne aan op glooijingen bekoeld. Zoo als doorgaans gegebeurt, werkten hier verschillende krachten zamen, en vertoonde zich de natuur ook bij de vorming des kraters in hare onuitputtelijke verscheidenheid.
Deze wijze van vorming, die wij voor de Monte Somma aangenomen hebben, verschilde niet van de vorming van den nieuwen kegel Vesuvius, tot wiens beschouwing wij thans overgaan. De nieuwe kegel is hoogstwaarschijnlijk eerst na de herleving van den vulkaan, 79 jaren