Naar inhoud springen

Pagina:Album der Natuur 1858 en 1859.djvu/304

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen
276
DE VESUVIUS EN ZIJNE GESCHIEDENIS.

noodiging zouden gehoor geven om zich naar boven te laten dragen of trekken, terwijl het slechte voorbeeld van forsche mannen, die zich op die wijze naar boven laten brengen, veler zelfverloochening doet bezwijken. Maar hij die standvastig blijft, smaakt een telkens verhoogd genot. Een terugblik op den achter ons liggenden Monte Somma, met zijne steile kraterwanden, zijne gangen en lavabanken, met prachtige kleuren schakerende en verwonderlijk schoon tegen de jonge lava's in het dal (Atrio del Cavallo) afstekende, gaat alle voorstellingen van schoonheid en verhevenheid te boven, wanneer achter die woeste massa's en scherpe kleuren de horizont ons Napels en de zee met de schoone eilanden vertoont, liefelijk en zacht afstekende tegen de blaauwe lucht: als een droom van hooger werelden. Terwijl wij in dien aanblik verzonken zijn, roept ons het gedonder van den vulkaan en de trilling van den bodem, waarop wij staan, tot de aarde terug; want de vulkaan is niet onwerkzaam, dat zullen wij straks nog beter gewaar worden. Nu en dan ontmoeten wij een van de monden, aan de afhelling des bergs voorhanden, waaruit in 1855 de lava stroomde; de blik verliest zich in deze diepe kolken, die ons zwijgend aanstaren; doof voor onze vragen over den oorsprong der lava.

Eindelijk zijn wij op den top, en zien voor ons een over het algemeen vrij vlak plateau, slechts aan de zuidzijde in een heuveltop eindigende, maar de opstijgende rook wijst ons spoedig op de diepe kraters, die voor onze voeten gelegen zijn.

Zicht van bovenaf op de rokende krater