Naar inhoud springen

Pagina:Album der Natuur 1858 en 1859.djvu/333

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen
 

DE SPECHTEN IN MEXICO,

DOOR

M.H. de SAUSSURE[1]

 

 

Na van den koffer van Pérote nedergedaald te zijn, bezocht ik den ouden vulkaan, dien men de Pizarro noemt. Deze zonderlinge berg, die de gedaante van een suikerbrood heeft, verheft zich boven de vlakte van Pérote als een eiland uit de zee, en treft alle reizigers door de regelmatigheid en bevalligheid zijner omtrekken. Maar wanneer men hem nadert en de steile kanten dezer pyramide van lava begint te beklimmen, dan wordt men op het onverwachtst verbaasd op het zien van den zonderlingen plantengroei, die den grond bekleedt, welke als met de slakken van een hoogoven overdekt is. Dat bleeke groen, hetwelk men uit de verte voor dat van bosschen aanzag, wordt slechts te weeg gebragt door eene ontzettende menigte van kleine Agaves, waarvan de groene stervormige bladerenkroon niet meer dan twee tot drie voeten in middellijn heeft, terwijl de dikte van de zich uit het midden daarvan verheffende bloemstengels twee tot drie duimen bedraagt. Hier en daar, tusschen dezen verspreid staande, werpt eene groote Yucca hare karige schaduw op den blaauwachtigen trachyt des bergs, en neemt de plaats in van boomen in een land, waar deze tot de groote zeldzaamheden behooren. Deze drooge en dorre eenzaamheid, waaraan alle levende wezens schenen te ontbreken, begon op mij eenen treurigen indruk te maken, toen, nadat ik een eind weegs doorgedrongen was in deze woestenij vol doornen en stekels, mijne oplettendheid plotselijk getrokken werd door een groot aantal spechten, die de eenige bewoners dezer verlaten streken waren. Het schenkt steeds een zeker genoegen het leven weder te ontmoeten, na door oorden getrokken te zijn, waar het gemist wordt, en sedert geruimen tijd had ik niet zulk een genot gesmaakt. Weldra bemerkte ik, dat de Colaptes rubricatus, zoo opmerkelijk door den roodachtigen glans zijner vleugels, de koning dezer plaats was, en ofschoon er ook andere soorten werden aangetroffen, zoo muntte hij toch ontegenzeggelijk boven allen uit, zoowel door zijne meerdere grootte als door zijne

  1. Bibliothèque universelle. Arch. d. sc, phys. et nat. 1858, no. 4, p. 331.