regel daaronder slechts brokstukken van eikels gevonden, die langs het hout nedervallen, wanneer zij door de spechten verbrijzeld worden in de uitwendig gemaakte gaatjes. De geheel gave eikels waren daarin zeer zeldzaam.
De beschreven handelwijzen zijn in meer dan één opzigt merkwaardig. Ziedaar dus een vogel die wintervoorraad verzamelt! Hij gaat op verren afstand een voedsel zoeken, dat weinig geschikt voor eene soort zijner orde schijnt, en brengt het over naar oorden, waar de plant groeit, die hem tot voorraadschuur dient. Hij verbergt het noch in de holten van boomen, noch in de spleten van rotsen, nog in holen in den bodem, noch op eenige andere plaats, die zich van zelf daartoe schijnt aan te bieden. Integendeel, zijn instinct openbaart hem, dat er eene naauwe holte is, verborgen in het binnenste eens plantenstengels; hij dringt daarin binnen, door het omringende hout te verbreken; hij hoopt er zijn voorraad in eene volmaakte orde in op, en beveiligt deze aldus tegen de vochtigheid, onder de gunstigste omstandigheden ter bewaring, beschermd gelijk deze is tegen de ratten en tegen vogels, die zich als hij met vruchten voeden, maar minder krachtige werktuigelijke middelen bezitten om den houten koker waarin zij bevat zijn, te doorboren.