Naar inhoud springen

Pagina:Album der Natuur 1858 en 1859.djvu/351

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen
323
TOESTAND DES LANDS.

Dat men in Nederland weinig de aandacht hierop gevestigd heeft, kan geene verwondering baren. Immers Nederland kan niet roemen op uitgestrekte wouden, zoo als het Schwarzwald en Odenwald, en het belang der bosschen springt dus minder in het oog. Bovendien zijn er andere gedeelten, die veel meer de aandacht schijnen te verdienen. De voortdurende worsteling, die wij te verduren hebben met het water van zee en rivieren, veroorzaakt, dat een tal van kundige mannen daaraan hunne krachten besteed hebben en nog besteden, zoodat de toestand der rivieren, die ons land doorsnijden, evenzoo als hun invloed op de aangrenzende, dikwijls lager dan de bedding gelegen landen, onder verschillende omstandigheden naauwkeurig onderzocht is. De groote belangen, aan het behoud onzer rijke kleigronden verbonden, hebben ons een oorlog tegen het magtige element leeren voeren, waardoor wij in de wereldgeschiedenis niet minder beroemd zijn geworden, dan door den oorlog tegen den magtigen vorst van Spanje, waarin wij onze onafhankelijkheid verkregen hebben. Welk belang kan nu de kennis der zoo spaarzaam voorkomende bosschen opleveren, dat voor ons eenigermate te vergelijken is met dat van de kennis onzer wateren? Geen wonder alzoo, dat deze studie hier te lande verwaarloosd is, want het is immers billijk en verstandig, dat men bij voorkeur zijnen blik vestigt op datgene, wat van het meeste belang moet geacht worden? —

Maar is inderdaad die invloed der bosschen hier te lande zoo gering, dat hij de algemeene aandacht niet waardig is? Zou het ook kunnen zijn, dat men, afgeleid door de gevaren en de voordeelen, die het water aan ons vaderland verschaft, verzuimd had te letten op hetgeen bij nader onderzoek bleek niet minder gewigtig te zijn?

Ziedaar eene vraag, waarop ik mijne lezers zelve het antwoord wensch te doen geven, aan het einde van dit opstel. Wat wij betreft, ik ben ten volle overtuigd, dat de invloed, welke den plantentooi op de gesteldheid des lands uitoefent, ook bij ons niet minder dan elders de aandacht waardig is; dat ook bij ons zich daaraan belangrijke vragen vasthechten.

Ten einde de gronden, waarop die overtuiging berust, naar behooren bloot te leggen, zal ik trachten vooraf in algemeene trekken een