Pagina:Album der Natuur 1858 en 1859.djvu/354

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen
326
DE BOSSCHEN EN HUN INVLOED OP DEN

geweest. Wanneer men de opgaven uit vroegeren tijd raadpleegt, dan ziet men, dat in het algemeen de hoeveelheid der bosschen in het beschaafd Europa aanhoudend verminderd is, met uitzondering van enkele streken, alwaar in de laatste jaren de aanplanting de uitroeijing heeft overtroffen.

In vroeger eeuwen werden de natuurlijke bosschen van Europa beschermd door godsdienstige gebruiken en door burgerlijke instellingen, terwijl de geringe behoeften van het maatschappelijk leven het noodige gebruik daarvan zeer beperkten. De eerwaardige wouden der oudheid werden door Grieken en Romeinen bevolkt met goddelijke wezens, die hen tegen den ploeg des landbouwers beschermden, terwijl de Druïden, tot uitoefening hunner mysteriën, evenzeer de sombere bosschen in stand hielden. Toen het Christendom onder de Galliërs meer verspreid werd, werden de bosschen in den omtrek der tempels, evenzeer als de vroegere heilige wouden der Germanen en Galliërs, uit eerbied voor de plaats in eere gehouden.

Ten tijde der leengoederen vonden de bosschen van Midden-Europa eene natuurlijke bescherming in het feodale stelsel zelf, dat ze als het teeken van rijkdom en magt in stand hield, en ze tevens behoefde voor de toenmaals zoo geliefde jagtvermaken. Meermalen werd zelfs in die tijden de landbouwer gedwongen zijn akker af te staan tot uitbreiding der bosschen. Zoo vindt men onder anderen opgeteekend, dat willem de Veroveraar eene zijner provinciën ontvolkte om ze in bosch te veranderen.

Doch naarmate de beschaving toenam en de bevolking vermeerderde, moesten de aloude wouden allengs verdwijnen. In Frankrijk en Duischland werden de uitgestrekte bosschen met wegen doorsneden, om de naburige plaatsen met elkander te verbinden. De toenemende beschaving deed allerlei behoeften ontstaan, waartoe het hout de grondstof moest leveren. Er werden huizen gebouwd, bruggen gelegd, brandstoffen geleverd, metalen gesmolten, schepen gebouwd, en tot dit alles werd een deel van het hout verbruikt, terwijl de landbouw onmiddellijk den overgebleven grond in bezit nam, om aan de steeds toenemende bevolking voedsel te verschaffen. Eindelijk, toen handel en scheepvaart meer en meer de bedrijven van jagt en visscherij be-