Pagina:Album der Natuur 1858 en 1859.djvu/359

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen
331
TOESTAND DES LANDS.

Het is een hoogst belangrijk onderwerp, na te gaan, hoe zich dat veen allengs gevormd heeft; hoe de eene boomsoort voor de andere plaats maakt, zoodat in elke streek eene natuurlijke opvolging van gewassen plaats vindt, die afhankelijk is van den aard en de vochtigheid van den grond. Wanneer men op die wijze onze veenen onderzoekt, gelijk onze geoloog staring zulks verrigt heeft, dan komt men tot hoogst belangrijke uitkomsten, die eene groote mate van zekerheid hebben verkregen, daar men gelukkig een paar plekjes in ons vaderland heeft gevonden, die als de overblijfselen van onze vroegere oorspronkelijke wouden te beschouwen zijn en waarbij de verandering van bosch in veen nog voortgaat. Deze, het Beekbergerwoud bij Apeldoorn en de Drieschigt bij Mandern in Twenthe zijn daarom onschatbaar voor de kennis der vorming van den Nederlandschen bodem. Men verkrijgt dan de zekerheid, dat de houtstukken, die in de veenen dikwijls in groote hoeveelheid voorkomen, de vertegenwoordigers zijn der aloude bosschen van ons vaderland, zoodat de berigten der kronijkschrijvers hierdoor ten volle bevestigd worden.

Overal waar thans hoog of laag veen gevonden wordt, zijn in vroeger eeuwen bosschen geweest; doch men zou zich bedriegen, wanneer men in de grens der veenen ook tevens de grens der voormalige bosschen meende te hebben. Want het is zeer waarschijnlijk, dat in sommige streken, zooals op de Hooge Veluwe, de vroegere wouden spoorloos verdwenen zijn en slechts kale heidevlakten hebben achtergelaten [1], zoodat de naam van sommige streken (zooals b.v. de Wolberg of Woldberg, die uitgestrekte rug van heideheuvels, welke van Ermelo tot Hattem in N.O. rigting oploopen) alleen nog aan de voormalige boschrijkheid herinnert.

Op de vraag, welke boomsoorten in vroeger tijden onzen bodem bedekt hebben, heeft men eerst in de laatste jaren een voldoend antwoord kunnen geven. Wel waren er reeds vroeger onderscheiden stukken kienhout gevonden en in de musea bewaard, maar het was bezwaarlijk, om uit de zwart of bruin gekleurde en dikwijls half vergane massa's hout de soort te bepalen, waartoe het gevonden exemplaar behoorde.

  1. Zie staring. De bodem van Nederland, Dl. I, bl. 202.