Pagina:Album der Natuur 1858 en 1859.djvu/378

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen
350
SCHETS EENER MARKT TE VALENCIA, IN SPANJE.

Een groote plek was met een linnen dak overdekt ter beschaduwing der ooftverkoopsters. Welk een oneindig aantal korven met kersen, peren, appelen, abrikozen en oranjeappelen en alzoo vruchten van de verschillendste jaargetijden bijeen! Kersen en appelen naast elkander! Abrikozen groeijen in de Vega of tuin van Valencia in den rijksten overvloed aan boomen, welke in grootte voor die onzer grootste perenboomen niet onderdoen. Aan vele oranjeappelen was een steeltje met een blad gelaten, ten teeken hunner frischheid.—In een meer gevorderd jaargetijde komen hier nog bij de vijgen, granaatappelen en de chumbos, dat zijn de zoete vruchten van Cactus Opuntia L.

Op eene andere plaats was de vischmarkt overladen met allerlei soorten van visch, onder welke de roggen (die vleermuizen van de zee) bijzonder in het oog vielen; voorts de een pond zware langusten, zeekreeften met ellenlange voelhoornen, als ook de walgelijk uitziende kalmars of inktvisschen (Sepia), die hier dus ook onder de visschen schijnen geteld te worden. Daartegenover zaten vrouwen met eene voor ons niet zeer aanlokkelijke waar. Dit waren geslagte en van het ingewand ontdane kikvorschen, aan lange houtspijltjes vastgestoken. Dit alles was met de visch in eene ommuurde afdeeling ingesloten.

Niet ver vandaar zat, in eene andere groep, een tiental vrouwen bijeen, elk met 3 of 4 groote manden, wemelende van levende hoornslakken, welke een zeer algemeen en geliefd geregt in Spanje uitmaken; vooral de bergslak, carocol serrano of de Helix alonensis der natuurkundigen[1].

Eene schoone afdeeling der markt was die voor bloemen, waar eene onmetelijke hoeveelheid afgesnedene bloemen te koop werd aangeboden. De gewoonte der Spaansche meisjes om bijna altoos enkele bonte bloemen in het haar te hebben, maakt de groote uitgebreidheid van dezen bloemenhandel verklaarbaar.—Eene frissche roos in het koolzwarte haar van een Spaansch meisje doet menigeen van haar er beter uitzien dan inderdaad het geval is.

Bij groote hoopen afgesneden anjelieren (filetten), die alle naar hare kleuren gerangschikt waren, zag ik slechts weinig rozen. Daarentegen

  1. Verg. Album der Natuur, 1858, bl. 127—128.