Pagina:Album der Natuur 1858 en 1859.djvu/41

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen
21
DE VLIEGENDE VISCH VAN 1857 en 1657.

één woord, hem doen kennen zoo als hij zich tegenwoordig aan ons vertoont, of liever, zoo als wij tegenwoordig ons voorstellen dat hij is; om vervolgens hem te doen zien in het licht van de zeventiende eeuw.

Onder de middelen tot onderhoud van het leven van het dier, staat zonder eenigen twijfel de zuurstof op de eerste plaats. Daar is geen enkel dier bekend, dat zonder de zuurstof kan bestaan; wel hebben sommige diersoorten aan eene betrekkelijk geringe hoeveelheid genoeg; wel kunnen anderen een meer of min langen tijd van zuurstof verstoken blijven leven, maar op den duur gaat zoodanige toestand ontwijfelbaar over in den dood. Zuurstof is het die het dier doet groeijen, ademen en weerstand bieden aan het leven verwoestende magten. Zonder zuurstof zou de gems niet huppelen op de toppen der Alpen, zou de nachtegaal niet kweelen in het kreupelhout, zou de goudvisch niet schitteren in de blaauwe meren van China, de vlinder niet nectar zuigen uit de bloemen des velds, de mug niet dansen in de stralen der avondzon. De zuurstof maakt een belangrijk bestanddeel uit van den luchtoceaan, die onze aarde aan alle zijden omringt en in alle holen en spleten dringt. De zuurstof is aanwezig in den wateroceaan, die bijna drie vierde van de oppervlakte der aarde overdekt, en door haar slechts is het dat de diepte der zee bewoonbaar gemaakt is voor legioenen diertjes, die huisvesten in de ontzaggelijke onderzeesche prairiën en tot voedsel verstrekken voor andere legioenen waterbewoners, of wel onophoudelijk bezig zijn met den opbouw van koraalriffen en klippen, die de fondamenten uitmaken zullen voor eilanden, schitterende van bloemenpracht, en bloemengeur verspreidende mijlen in den omtrek.—Door die aanwezigheid der zuurstof in de beide middenstoffen (water en lucht), waarin alle dieren leven, was het der natuur mogelijk overgangen te vormen tusschen landdieren en waterdieren, tusschen waterdieren en luchtdieren; daardoor is het sommigen landdieren mogelijk in het water zich op te houden, en sommigen waterdieren om eenigen tijd te leven in de dampkringslucht. Zoo kan de bever en de otter onder water voedsel zoeken, de duikereend hare vijanden ontvlugten, de aal water en voedsel opsporen, de vliegende visch meer zuurstof inademen dan de zee hem verschaft. Gaan wij nu over tot eene beknopte beschrijving van dezen laatsten;