Pagina:Album der Natuur 1858 en 1859.djvu/420

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen
2
ALBUM DER NATUUR.

de Perissodactyla, behalve de eenhoevige, de overige veelhoevigen met uitzondering van den olifant (Proboscidea) behooren. De Toxodontia omvatten slechts twee fossile geslachten (Toxodon en Manatus). De Bruta omvatten de Edentata van de vroegere schrijvers. De benamingen der overige orden behoeven geene verklaring.

Het is niet te ontkennen, dat in de gewone, vroeger aangenomen verdeelingen de plaats der Insectivora, der Rodentia en der Bruta te hoog schijnt te zijn; maar men vergete niet, dat elke rangschikking in eene enkele reeks uit den aard gebrekkig is, daar de affiniteiten zoo menigvuldig zijn, dat alleen een net, geenszins een ladder het beeld eener natuurlijke verdeeling kan voorstellen.

Wij durven niet bepalen, of deze verdeeling van owen, zoo als zij daar ligt, spoedig de thans aangenomen rangschikking verdringen zal. De orde der Ruminantia b.v. is te natuurlijk om haar voor een systematisch inzigt op te offeren. In alle geval zal de nieuwere rangschikking, die slechts eene benadering der natuurlijke methode is, voordeel trekken van owen's gevoelen. Vele rangschikkers schijnen slechts iets nieuws te willen, en schudden de natuurlijke familiën en geslachten als een spel speelkaarten. Onder deze willekeurige nieuwheidzoekers kan een man als owen's natuurlijk niet gerekend worden.

J. v.d. H. 
 

Een merkwaardige diamant.—Nog steeds is de oorsprong des diamants in digten nevel gehuld. Is de koolstof gekristalliseerd onder den invloed eener groote hitte, of is, zoo als anderen vermoeden, de diamant een ontledingsprodukt van organische ligchamen, waarvan een deel der koolstof onder de werking eener aanzienlijke drukking, en in tegenwoordigheid van water, den kristalvorm heeft aangenomen? Tot dusverre laat zich geene dier beide vragen met eenige zekerheid, ja waarschijnlijkheid toestemmend beantwoorden. Een voornaam middel, om ten eenigen tijd daaromtrent tot meer zekere kennis te geraken, is het onderzoek van de vreemde stoffen, die als onzuiverheden somtijds in diamant besloten worden aangetroffen. Zulke nasporingen zijn reeds door sommigen geschied. Brewster, parrot, goeppert, petzholdt hebben gewag gemaakt van daarin bevatte kleine, zwarte, soms ook geel en bruin gekleurde ligchaampjes, die de laatsten zeer geneigd zijn om te houden voor overblijfselen van organische ligchamen, ofschoon het er verre af is, dat het mikroskopisch onderzoek daarvan het stellige bewijs zou geleverd hebben. Allen, die zich met dit onderwerp hebben beziggehouden, stemmen echter daarin overeen, dat die ingesloten ligchaampjes nimmer eenen kristalvorm vertoonen, maar integendeel steeds geheel vormloos zijn. Onlangs nu heb ik gelegenheid gehad eenen diamant te onderzoeken,—mij tot dal einde toevertrouwd door den heer a. de roever te Amsterdam,—waarin vierkante, prismatische, in allerlei bogten gewonden kristallen, deels ook ophoopingen