Naar inhoud springen

Pagina:Album der Natuur 1858 en 1859.djvu/434

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen
16
ABUM DER NATUUR. WETENSCHAPPELIJK BIJBLAD.

geneesheer is de aanwending van het mikroskoop gewis in vele gevallen van 't hoogste belang, in andere zelfs onmisbaar:—wij hebben dit hier thans niet nader te ontwikkelen, of zelfs maar te herinneren. Onder de pathologische toestanden komen hier inzonderheid ook in aanmerking de parasieten des menschelijken ligchaams, en ook over deze bevat bedoeld geschrift belangrijke mededeelingen. Bepaaldelijk uit het oogpunt van diagnostiek worden de bedoelde parasieten beschreven. Eerst de plantaardige, dan de dierlijke.—De voornaamste plantaardige parasieten bij den mensch zijn: 1) de gistings-alge (Cryptococcus cerevisiae), die zich ontwikkelt in de suikerhoudende urine en op de slijmvliezen van het geheele darmkanaal, en diensvolgens ook bij vomitus en diarrhoe voorkomt;—2) de Sarcina ventriculi (Merismopoedia ventriculi), 't meest in de maag of liever in hetgeen door vomitus wordt ontlast;—3) de Leptothrix buccalis, eene alge, die bijna op elke tong, als parasiet op haar epithelium en eveneens tusschen de tanden groeit;—4) de Trichophyton tonsurans, die bij den herpes tonsurans voorkomt;—5) de Microsporon mentagrophytes, die zich bij mentagra ontwikkelt in de wortelschede van het haar, en aan de buitenvlakte van het haar voortgroeit tot daar, waar hij boven de opperhuidvlakte uitsteekt;—6) de Microsporon furfur, die bij de pityriasis versicolor voorkomt;—7) de Achorion Schönleinii, de z.g. favusschimmel; — 8) het Oidium albicans, de schimmelplant van de spruw.

De belangrijkste dierlijke parasieten van den mensch zijn deze: 1) Taenia solium, de lintworm;—2) Cysticercus cellulosae, de tweede ontwikkelingsstaat der taenia solium;—5) Echinococcusblazen (twee soorten volgens küchenmeister, de Echinococcus scolicipariens en de E. altricipariens);—4) Distoma (zeldzaam bij den mensch; D. hepaticum vooral veelvuldig bij het schaap in de galbuizen);—5) Trichina spiralis, eene onrijpe nematode, die, in eene capsula besloten, voorkomt in de willekeurige spieren van den mensch;—6) Trichocephalus dispar, volgens küchenmeister ontstaande uit de verdere ontwikkeling van trichina spiralis, en voorkomende in den blinden darm en het bovenste gedeelte der dikke darmen;—7) Oxyurus vermicularis, de madewormen, maden, meest bij kinderen;—8) Ascaris bumbricoides, de spoelworm; — 9) Pentastoma ferox, aan de oppervlakte van de lever onder het peritoneale overtreksel;—10, Acarus folliculorum, de mijt van de haarzakjes, vooral in "t aangezigt;—11) Acarus scabiei, de schurftmijt.

A.Cn.