Naar inhoud springen

Pagina:Album der Natuur 1858 en 1859.djvu/454

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen
36
ALBUM DER NATUUR.

op deze wijze te bereiden. (Uit Journ. d. Pharm. et.de Chim., in buchner's N. Repertorium, 1837, B. 6, H. 8 en 9).

v.H.
 

Gedegen zink—Behalve de edele metalen, goud, platinum, rhodium, iodium, palladium, zilver en kwikzilver, kende men onder de onedele metalen voor korten tijd slechts het koper, bismuth, lood, antimonium en ijzer als degene, die in de natuur in gedegen staat voorkomen. Onlangs echter is het aantal dier metalen nog met een, namelijk het zink, vermeerderd. Reeds in het begin van het vorige jaar werd door den geoloog l. becker, te Melbourne, in Australië gemeld, (Jahrb. f. Mineral., 1857, pag. 312): dat hem een stuk zilverwit metaal, met eene witte korst bedekt, in handen was gekomen, hetwelk gezegd werd in eene basaltgroeve daar ter plaatse gevonden te zijn. Het onderzoek leerde, dat de hoofdmassa bijna zuiver zink was; maar het gelukte den heer becker niet, zich persoonlijk van het voorkomen van dit zink in basalt te overtuigen. Volgens een later berigt van denzelfden geoloog, gedateerd Melbourne den 21 Julij 1857 (Jahrb. f. Mineral., 1857, pag. 698), is dit echter bevestigd geworden. Een ander stuk zink werd namelijk aan de Mittamitta rivier, 160 Eng. mijlen ten N.O. van Melbourne, gevonden. Het was niet zoo zuiver als het eerste, maar bevatte met sporen van meer andere metalen vooral kadmium.

Dit feit is daarom vooral merkwaardig, omdat het zink tot die metalen behoort, welke groote verwantschap tot de zuurstof hebben, en daarom waarschijnlijk in den regel niet in gedegen staat in de natuur voorkomen. Het ijzer, nikkel, kobalt, chromium, vanadium, kadmium en uranium behooren tot dezelfde groep en van deze is tot dusverre alleen het ijzer gedegen gevonden, en wel voornamelijk met eenig nikkel verbonden in het zoogenaamde meteoorijzer. Er bestaat ook wel zoogenaamd tellurisch ijzer, wat zich door zijne eigenschappen eenigszins van het eigenlijk meteoorijzer onderscheidt, en waarvan men ook niet weet dat het als meteoormassa is gevallen; maar men heeft toch geene stellige bewijzen, dat het werkelijk van tellurischen oorsprong is. Wanneer dit niet het geval mogt zijn, dan zoude het thans gevonden gedegen zink het eerste metaal uit de straks genoemde groep zijn, dat in gedegen staat in de natuur voorkomt. Daar het zink vlugtig is, moet hier welligt aan een sublimatieproces gedacht worden, evenals dit vermoedelijk bij het weinig minder oxijdeerbare arsenicum en het antimonium bij hunne afscheiding in gedegen staat heeft plaats gehad.

v.L.