Naar inhoud springen

Pagina:Album der Natuur 1858 en 1859.djvu/455

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen
37
WETENSCHAPPELIJK BIJBLAD.

Over irradiatie.Volkmann heeft onderzoekingen medegedeeld over irradiatie. Hij toont in de eerste plaats aan, dat niet alleen witte voorwerpen op een' donkeren grond, maar dat ook, onder bepaalde omstandigheden, donkere voorwerpen op eenen witten grond grooter kunnen schijnen dan zij werkelijk zijn. Daartoe worden echter twee voorwaarden vereischt: vooreerst, dat de gezigtshoek, waaronder het zwarte voorwerp gezien wordt, zeer klein, en ten tweede, dat de lichtverstrooijing, ten gevolge van onjuiste accommodatie, zeer groot is.—Gewigtiger dan deze opmerking, die uit eene analyse der half-schaduwen en der contrasten van zelf volgt, is het onderzoek omtrent de grootte der irradiatie bij de meest volkomene accommodatie van het oog. Hiertoe bediende volkmann zich van eenen schroef-mikrometer, waarin twee zilverdraden van slechts 0.0445 streep middellijn evenwijdig naast elkander zijn gespannen en, door middel der schroef, tot aanraking toe, bij elkander kunnen worden gebragt. Op den mikrometer kan men onmiddellijk tot op 0.001 streep den onderlingen afstand der twee draden aflezen. De waarnemer brengt deze draden op zoodanigen afstand van het oog, waarop hij ze het scherpst ziet en tracht nu door draaijing der schroef de evenwijdige draden op een' afstand van elkander te brengen, die aan de middellijn der draden gelijk is. Zoowel tegen een verlichten als tegen een donkeren achtergrond (bij verlichting der draden) neemt men de tusschenruimte tusschen de twee draden altijd veel te groot. Bij verlichten achtergrond kreeg volkmann gemiddeld een afstand van 0.207 streep, dien hij met een draad van 0.0445 streep gelijk achtte; bij donkeren achtergrond bedroeg de afstand gemiddeld 0.304. streep. De verstrooijingscirkels, die volkmann daaruit berekent, hebben 0.0035 en 0.0046 strepen middellijn.—Heidenhain, die zeer bijziende is en op een afstand van 100 strepen de waarneming deed, verkreeg, bij het zien op een' donkeren achtergrond, nog grooter irradiatie; de middellijn van den berekenden verstrooijingscirkel was = 0.0051.—Bij het zien op een verlichten achtergrond waren de resultaten bij heidenhain uiteenloopend, zelfs in het algemeen tegen irradiatie pleitende. Bij anderen vielen de cijfers iets geringer uit.

Het verdient nog opmerking, dat volkmann bij horizontale draden een grooteren irradiatie-cirkel verkreeg (= 0.0047) dan bij verticale (= 0.0035).

Volkmann meent, dat alle bepalingen over de grootte der kleinste, afzonderlijk waarneembare netvliesbeelden eene belangrijke fout in zich sluiten, dat zij namelijk allen te groot zijn, doordien bij de berekeningen, waarop zij steunt, de invloed der irradiatie niet in aanmerking is genomen.

(Berichte über die Verhandl. der K. Sachs. Gesell. Leipzig, 8 Aug. 1857).

D.