Pagina:Album der Natuur 1858 en 1859.djvu/481

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen
63
WETENSCHAPPELIJK BIJBLAD.

De Yack. - In de laatste vergadering der British Assodation te Dublin, deelde r. schlagintweit eenige bijzonderheden mede aangaande verschillende dieren, welke de hooge gebergten van midden-Azië bewonen. Daaronder is vooral merkwaardig hetgeen bij omtrent den Yack (Bos grunniens L) zegt. Dit dier leeft bij voorkeur op zeer groote hoogten. Beneden 8000 voet houdt het zich in den wilden toestand niet op. De gebroeders schlagintweit zagen daarentegen nog kudden van dertig tot veertig stuks op hoogten van 18600 tot 18900 voet, eenmaal zelfs op 19300 voet, d.i. meer dan 1000 voet boven de grens der eeuwige sneeuw. Nog opmerkelijker is echter hetgeen hij mededeelt aangaande de bastaarden, ontstaan door kruising van den Yack en de Indische runderen. Deze bastaarden dragen den naam van Chooboo en behooren tot de nuttigste huisdieren. Deze Ghooboo's nu zijn vruchtbaar; schlagintweit zag afstammelingen daarvan tot in de 7de generatie, zonder daaraan eenig spoor van verandering of ontaarding te kunnen waarnemen. Volgens de verzekering der inlanders zoude zelfs het getal der generatiën hij deze bastaarden geheel onbeperkt zijn.

Hg. 
 

Levende Lepidosiren annectens in het kristallen paleis.—Sedert verscheidene maanden bevinden zich drie dezer merkwaardige dieren in het kristallen paleis van Sydenham, en volgens de laatste berigten (Archiv. f. Naturgeschichte 25ter Jahr. p. 330) genieten nog twee daarvan eene goede gezondheid en zijn in grootte toegenomen. Door den heer w. hawkins is, kort na hunne aankomst, in de Illustrated News, (Suppl. 20 Sept. 1856) daarvan eene goede afbeelding gegeven. Zij werden, besloten in ballen van harde klei, uit de Gambia naar Engeland overgebragt. In dien toestand bleven zij acht maanden zonder eenig teeken van leven te geven, totdat de kleiballen in water gelegd werden, waardoor deze openbarstten en uiteen vielen, waarbij donker gekleurde ei- of coconachtige ligchamen bloot kwamen, die ook weldra barstten, ten gevolge waarvan de daarin besloten dieren vrij werden en weldra levendig door het water zwommen of veeleer scholen, terwijl zij de hun aangeboden wormen, kleine kikvorschen en stukken vleesch met groote vraatzucht verslonden.

Dr. j.e. gray heeft van deze gelegenheid gebruik gemaakt om de levenswijze van dit zonderlinge schepsel, dat eenen schakel tusschen visschen en reptilen daarstelt, te onderzoeken. In de bewegingen gelijkt de lepidosiren meer op eenen triton, dan op eenen aalvormigen visch. Zijn staart gebruikt hij om zich voorwaarts en bovenwaarts naar de oppervlakte des waters te begeven. Van zijne zeer lange priemvormige ledematen, die zeer beweeglijk zijn, bedient hij zich meer om zijne bewegingen te rigten; zij gelijken daarbij meer op pootjes dan op vinnen, inzonderheid wanneer eenig vast ligchaam,