Naar inhoud springen

Pagina:Album der Natuur 1858 en 1859.djvu/50

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen
30
DE VLIEGENDE VISCH VAN 1857 EN 1657.

voor korten tijd als ongerijmdheden beschouwde en die in onze dagen gebleken zijn waarheden te zijn door goede waarnemingen bevestigd. Hoe 't ook zij, de aansporing tot naauwkeurig onderzoek van de wonderen der natuur is dringend voor hem, die tracht zijn verstand te ontwikkelen en zijnen geest te versieren met de kennis van het schoone, ware en goede.

 

 

HET ESPARTO-GRAS.

 

 

In het zuiden van Spanje vindt men, volgens de belangrijke Reise-Erinnerungen aus Spanien van e.a. rossmässler[1], 2e uitgave, Leipzig 1857, deel II, bl. 1 en volg., echte Steppen of kale grasvelden van Esparto-gras (Stipa tenucissima of, volgens anderen, Macrochloa tenacissima), zoover het oog reikt, witgraauwe vlakten, welke bezet zijn met dit dor, helm-achtig gras, dat niet zoo zeer in digte zoden, als wel in pollen of struiken bijeen staat van 1 of 2 voeten overkruis op kleine hoogten afgezonderd, maar gezamentlijk in oneindig aantal. De buitenste afgestorvene en naar buiten omgekromde bladen vormen eenen graauwen, met stof en aarde overdekten krans, waaruit de nu nog levende, stijve, doch een weinig gebogene bladen 2 tot 3 voeten uitsteken. Deze bladen hebben de dikte van eene stevige breinaald en zijn even zoo glad en rond, nagenoeg als fijne biezen of russchen, doch niet zoo stijf opgerigt.

Het landschap Murcia schijnt inzonderheid het vaderland te wezen van dit nuttige gras, van welks gewigt men zich buiten Spanje moeilijk een begrip kan maken; maar dat men hier, vooral in het zuidoosten van dit Rijk, dagelijks meer leert waarderen.

Wanneer men in iedere huishouding, bij voornamen en geringeren, allerlei zaken uit dit gras ziet maken en men weet, dat het nergens opzettelijk aangebouwd wordt, zoude men ligtelijk vermoeden, dat er eindelijk eens gebrek zoude komen aan een gewas, waarvoor geenerlei zorg wordt gedragen. Wanneer men echter, niettegenstaande dat zoo algemeen gebruik, ook nu nog gansche vierkante mijlen ziet,