Album der Natuur/1856/Espartogras

Uit Wikisource
Het esparto-gras (1856) door Emil Adolf Rossmässler
'Het esparto-gras,' werd gepubliceerd in Album der Natuur (vijfde jaargang (1856), pp. 129-133. Dit werk is in het publieke domein.
[ 129 ]
 

HET ESPARTO-GRAS.

 

 

E.A. Rossmässler, berigt in zijne Reise-Erinnerungen aus Spanien, Ir. Bd. S. 1. u.s.w. aangaande de Spaansche Esparto-vlakten en het daarop groeijende Espartogras het volgende.

"In den vroegen morgen van den 29 April 1853, verlieten wij de Venta de las Vertientes. Na een rid van verscheidene uren door het altijd gelijke, en toch voor den opmerkzamen beschouwer altijd afwisselende bergland, leerde ik de eerste echte Esparto-vlakte kennen. Zoo ver het oog reikte, totdat het uitzigt stuitte aan den gewonen, door Sierras (bergketenen) gevormden achtergrond, zag het niet dan eene witgrijze vlakte, die in de nabijheid met afzonderlijke, doch evenwel tamelijk digt bij elkander staande Esparto-bosjes bedekt was, maar in de verte, door het schijnbaar zamenvloeijen dier bundels op verwijderden afstand, eene bruin groene, grijsachtig glinsterende tint verkreeg. Ofschoon de Esparto, Macrochloa tenacissima, eene grassoort is, zoo vormt hij toch geene digtbegroeide zoden. Integendeel staan zijne omstreeks een à twee voet doormeter bezittende bosjes op zich zelve, en wel altijd op kleine verhevenheden van den grond. De buitenste doode en omgekromde bladen maken een grijzen met stof en slijk bedekten krans uit, terwijl de levende bladen, die echter in dezen tijd des jaars die van het vorige jaar waren, wel niet stijf, maar evenwel slechts flaauw gebogen regt opstaan en ongeveer ééne el lang zijn. Zij zijn zoo dik als een dikke breinaald, en even rond en glad als deze, als fijne biezen, maar niet zoo stijf en regt. Jonge bladen van dit jaar heb ik niet gezien. Deze zijn echter ongetwijfeld plat, zoo als grasbladen gewoonlijk zijn. Want ook die des vorigen jaars zijn niet zoo zeer uit zich zelve rond, als veel meer zamengerold; immers wanneer men er een met een scherp mes dwars doorsnijdt en de dwarssnede met een vergrootglas beschouwt, dan bemerkt men, dat die doorsnede tot op het midden gespleten is, en dat de twee helften van de eigenlijke bovenvlakte des blads in de streep, [ 130 ]die deze spleet vormt, tegen elkander liggen. Hieruit volgt, dat langs de geheele lengte van het blad eene langwerpige spleet moet loopen; deze is echter zoo fijn, dat zij aan het ongewapende oog ligt ontsnapt, ofschoon men haar toch bij eenige opmerkzaamheid niet moeijelijk vindt. Ik geloof, dat het thans juist de beste oogsttijd van Esparto was, wanneer men het inzamelen van niet verbouwde planten oogsten heeten mag. Ik heb verzuimd, mij dienaangaande nader te doen onderrigten; maar ik zag in die dagen niet alleen vele ezelsladingen van vlechtwerk van dit gras, maar ook van groote hoeveelheden nog onbewerkte Esparto vervoeren.

De provincie Murcia schijnt vooral het vaderland te zijn van deze nuttige grassoort, van welker beteekenis men zich buiten Spanje naauwelijks een begrip kan maken, maar die men in dat land, vooral in de zuid-oostelijke streken, met ieder oogenblik op hoogeren prijs leert stellen. Wanneer men in elke huishouding, bij voornamen en geringen, de meest verschillende zaken daaruit vervaardigd ziet, dan zou men op het vermoeden komen, dat de Esparto op eene groote schaal verbouwd wordt; en wanneer men dan hoort, dat de Esparto uit het wild verzameld wordt, en dat men voor zijn onderhoud en zijne voortplanting volstrekt niets doet, dan kan men de vrees niet van zich weren, dat er daaraan eenmaal gebrek komen zal. Ziet men dan echter gansche vierkante mijlen gronds met Esparto bedekt, van waar welligt nog nooit één enkele halm gehaald is geworden, zoo kan men niet meer aan deze vrees denken, en is met bewondering vervuld voor dit zoo eenvoudig en toch zoo gewigtig verschijnsel.

Het eigendommelijke, zeer in het oog loopende karakter van zulk eene vlakte eischt noodzakelijk, dat men haar door eenen bijzonderen naam, met het woord Esparto zamengesteld, onderscheide, en men zou daartoe bijna het woord "Esparto-steppe" verkiezen. Doch deze uitdrukking is dáárom niet geheel juist, omdat het spraakgebruik onder "steppe" eene vlakte verstaat zonder water en geheel ongeschikt voor landbouw, daargelaten nog, dat sommigen onder steppe alleen eenen met zout bezwangerden bodem verstaan, hoedanige in Spanje vele en groote worden aangetroffen. De streken [ 131 ]daarentegen, waar de Esparto in meerdere of mindere mate de overhand heeft, ja zelfs die, waar de gansche plantengroei alleen uit Esparto bestaat, zijn niet altijd van water verstoken of ongeschikt ter bebouwing. Dit laatste bemerkte ik onder anderen eenige uren voor ik te Baza kwam, waar aan den zoom van eene groote Esparto-vlakte aanmerkelijke gedeelten gronds in akkerland veranderd waren, waarop de winterrogge zeer goed stond, ofschoon de bodem geheel en al dezelfde was als die der aangrenzende Esparto-vlakte, zoodat rogge en Esparto elkanders onmiddelbare buren waren.

Ik geloof daarom, dat het 't best is, in plaats van "Esparto-steppe," welke benaming men zeker wegens het eenzame en treurige aanzien gaarne zou verkiezen, liever "Esparto-vlakte" te zeggen. Men moet echter hierbij het begrip van vlakte niet te streng nemen, want zulk eene vlakte is zeer dikwijls niets minder dan vlak, en ik heb soms zelfs de rotsige zijden der bergen wel vijftig voet hoog met Esparto begroeid gezien, bepaaldelijk in de omstreken van Mazarrou.

De aard des bodems der Esparto-vlakten is zeer verschillend; meestal echter is hij arm aan steenen, en bestaat hij uit eene fijne, geelachtig-asch-graauwe, soms witachtige aarde. Somtijds echter is hij steenachtig, en, zoo als daar, waar ik er graan op gebouwd zag, door ijzer bruinrood gekleurd.

Om zich een juist begrip van het aanzien eenen Esparto-vlakte te maken, herinnere men zich sommige moerassen, of zelfs moerassige oevers van stilstaande wateren. Men ziet hier vaak, op den modderigen, meestal bruinzwarten en zeer weeken bodem, als het ware tallooze kleine eilandjes, uit afzonderlijke bosjes gras bestaande. Eene Esparto-vlakte gelijkt hierop veel, met die uitzondering, dat hier de bodem meestal geheel droog en iichtkleurig is. De altijd afzonderlijk, op kleine, omstreeks 3 à 4 duim hooge verhevenheden staande Esparto-bosjes vereenigen zich hier tot grootere groepen, dáár staan zij weêr een eind weegs geheel op zich zelven; in den regel evenwel is zulk eene vlakte toch zóó digt met Esparto-bosjes bedekt, dat zij, wanneer men over hare oppervlakte heen ziet, eene algemeene groene kleur verkrijgt, die echter in geen jaargetijde veel levendiger is, dan in dat, waarin [ 132 ]ik haar zag. Altijd is dat groen mat en vaal. De getrouwste begeleiders van den Esparto zijn de Thijm (Thymus vulgaris), eenige Cistusplanten en geelbloeijende Bremsoorten, welke door haar stekels voor den aanval van menschen en dieren beschut zijn. Niettegenstaande de meestal groote droogte der Esparto-vlakten missen zij toch geenszins eene bevolking van dieren. Verscheidene slaksoorten schijnen zelfs hier bij voorkeur te leven. De prachtige Helix lactea vond ik er niet zelden, ofschoon diep verborgen in den digten schoot van de stijve bladeren der Esparto-bosjes. Nu en dan ziet men eene hagedis in de doolhoven, die de verdiepingen tusschen die bladen vormen, rondwandelen, en hier en daar sluipt langzaam een luije kever voort. Onder de steenen, zoo deze op de dorre vlakte niet geheel ontbreken, loert de trage scorpioen en houdt den verstoorder zijner rust dreigend zijn vergiftigen stekel voor, door het smalle gelede achterlijf omhoog te krommen. Zelden zoekt hij te ontvlugten in zijn' onderaardschen gang, aan de opening waarvan hij doorgaans zit in eene kleine uitholling van den met steenen bedekten bodem. Heb ik in Spanje, zelfs in de maand Julij, overal slechts uiterst weinige vertegenwoordigers van het schoone bonte volkje der vlinders ontmoet, op de Esparto-vlakten ontbreken deze geheel en al. Ook geen vogel bouwt hier zijn nest, waar hij te naauwernood een karig voedsel zoude kunnen vinden.

Zoo is dan de Esparto-vlakte voor ons oog een geheel vreemdsoortig verschijnsel; want onze heidevlakten vertoonen altijd eene bekleeding met planten, al brengen deze ook weinig nut aan:—vergroeide dennen, heide en talrijke zandplanten.

In de plaats van dennen wordt de Esparto zeer dikwijls vergezeld door vaak uitgestrekte groepen van eene altijd groene eiksoort, Quercus ilex. Meestal wordt deze slechts zoo hoog, dat zij tot de knie, zelden tot de borst reikt. Hare stijve, aan de randen stekelig getande bladeren bedekken, wanneer zij na verscheidene jaren oud geworden te zijn toch eindelijk afvallen, als eene dikke laag van bruine, voor geene verrotting vatbare mumiën, den bodem, waarin geen zaadkorrel en geen worm genoegzame vochtigheid vinden om te ontkiemen en in te leven.

[ 133 ]En toch ontbreekt het deze aan leven zoo arme vlakten niet aan iets schilderachtigs, vooral wanneer de aan den helderen hemel ondergaande zon den uit achter elkander oprijzende Sierra's gevormden horizon met roode en violette tinten kleurt.

Ik voeg hierbij de namen van eenige der voorwerpen, die men in Spanje van den Esparto vervaardigt, en welke ik het veelvuldigst ontmoette, waarbij ik evenwel veel oversla, te weten die zaken, waarbij de Esparto ons stroo vervangt. Wanneer men bij het nut ook uiterlijke bevalligheid op het oog heeft, dan wordt het Espartos-troo vooraf geverwd, te weten zwart en rood. 1. zeven, bij welke de rand uit vlechtwerk van Esparto en de bodem uit los bijeen gebondene regte Esparto-bladen bestaat; 2. weegschalen tot gewoon gebruik in huisgezinnen der lagere klassen; 3. muilkorven voor ezels en muilezels; 4. wagenmanden, waartoe wij wilgenteenen en houtspanen gebruiken; 5. touwen en koorden, van scheepstouwen af tot dun bindgaren toe; 6. tuigen voor ezels en muilezels; 7. sandalen, zekerlijk alleen voor de harde voeten der veldarbeiders; 8. matten en voorhangsels voor vensters en staldeuren; 9. pelsachtige voetdeksels voor de bedden, waartoe de Esparto eenige toebereiding ontvangt; 10. muurbekleedingen in herbergen; 11. kransvormige onderzetsels voor schotels enz., om het tafellaken niet te verontreinigen; 12. vuurwaaijers; 13. manden van alle soorten; 14. draagzakken voor lastdieren; 15. stoelmatten; 16. grove penseelen en borstels.

Sedert kort heeft een Franschman, de heer simonet, te Murcia eene groote fabriek opgerigt, waarin hij uit vlasachtigen, doch slechts ruw bereiden Esparto koord van allerlei dikte vervaardigt. Men kan aan die fabriek zonder twijfel veel gevolg voorspellen, want wanneer zij door scheikundige bewerking de bastvezelen van het Esparto-blad zuivert van de weinige bladgroencellen en ze zacht maakt,—iets hetwelk zeker gelukken zal,—dan is de Esparto, ten aanzien der sterkte, onvoorwaardelijk verre boven hennip en vlas te verkiezen. Het geheele blad bestaat voor ongeveer negen tienden slechts uit zeer fijne en taaije bastvezelen."