ven letters, in het algemeen een vlak, waarvan sommige deelen zich, vooral wat de kleur aangaat, in anderen toestand dan de overige bevinden, blootstelt aan de dampen van verschillende stoffen, deze zich op die verschillende deelen niet in dezelfde mate verdigten. Dompelt men b.v. eene gravure gedurende eenige oogenblikken in den damp van zwavel of van iodium, en perst men die spoedig daarna, in het eerste geval op een papier niet een loodzout doortrokken of op eene gepolijste zilvervlakte, in het andere geval op een papier, dat stijfsel bevat en nog vochtig is, dan ziet men na korten tijd de geheele gravure op dit papier of op het zilvervlak getrouw teruggegeven, een bewijs, dat die dampen zich aan de donkere deelen wel, aan de lichte gedeelten der teekening niet of althans veel minder hebben gehecht.
Een Italiaansch geleerde heeft de studie van deze nog altijd vrij raadselachtige verschijnselen weder opgenomen en eenige bijzonderheden dienaangaande in de Nuevo cimento gepubliceerd, waaruit zij door den Cosmos ter onzer kennis zijn gekomen. Hij gelooft, dat de oorzaak van deze verschillende aanhechting tweeledig is. Eene scheikundige werking tusschen de stof, waarmede de oppervlakte bedekt is, en de damp zelf, noemt hij in de eerste plaats. Toen hij teekeningen, met verschillende kleurstoffen geteekend, aan phosphordampen blootstelde, verkreeg hij steeds de levendigste werking, als het bindmiddel voor die kleurstoffen eene olie of eene vetsoort was, waarin, gelijk bekend is, de phosphorus zich gereedelijk oplost. Ook worden steendrukplaten veel krachtiger teruggegeven, wanneer zij kortelings gedrukt zijn en de met vette olie bereide inkt dus nog versch is, dan wanneer zij reeds eenigen tijd oud zijn. Eenige teekens, met alcohol op papier getrokken en toen gedroogd, totdat zij niet meer zigtbaar waren, werden getrouw teruggegeven op stijfselpapier, nadat het eerste aan iodiumdampen was blootgesteld geworden. Dit effekt was veel minder sterk, als men in plaats van alcohol, water gebruikte. Men weet dan ook dat iodium veel meer oplosbaar is in de eerste, dan in het laatste.
Een verschil in den aggregatietoestand der moleculen aan de oppervlakte moet de tweede oorzaak van het verschijnsel zijn. Papier, dat door persing eene ruwe oppervlakte, als die van chagrynleder, had verkregen, zoo als de boekbinders dit bezigen, gaf een afdruk, die de puntjes donkerder dan de lagere gedeelten vertoonde. (Dit bewijst niets, want die puntjes waren bij het afdrukken veel nader bij het vlak, dat den afdruk ontving, dan de overige gedeelten. Ref). Een met stijfsel gelijmd en gesatineerd papier, met een stomp puntje onder zoo geringe drukking beschreven, dat de trekken voor het bloote oog volkomen onzigtbaar waren, vertoonde die trekken allerduidelijkst, zoodra het na aan iodiumdampen te zijn blootgesteld, werd gedompeld in water, dat