Pagina:Album der Natuur 1858 en 1859.djvu/552

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen
24
EEN UITSTAPJE NAAR DE

eindelijk, omstreeks middernacht, als een lichtende boog het firmament doorloopt, die echter in het oosten en westen den horizont niet bereikt. Met den morgen nadert die boog den westelijken horizont, en tegen den opgang der zon, wanneer het licht der rijzende zon den glans des rings verbleekt, heeft hij zijn oostelijk been tot het toppunt opgetrokken en verheft zich nu als een bleek glanzende boog van den westelijken horizont tot aan het toppunt.

Van de binnenzijde des rings gezien, moet Saturnus gewis eene prachtige vertooning maken. Men ziet de planeet er in het toppunt als een verlichten bol, die zich 20000 maal grooter moet vertoonen, dan wij de zon of de maan aanschouwen. De bodem, waarop men staat, verheft zich aan twee tegenovergestelde zijden schijnbaar ten hemel, en wordt, bij den grooten Saturnusbol, waarachter de ring zich verbergt, onzigtbaar. Waarlijk, de aanblik van dit eigenaardig en treffend verschijnsel is iets, waarvan wij ons moeijelijk een juist denkbeeld kunnen maken. De bewoners van de vlakten des rings zien de planeet aan hunnen horizont, zoo als wij de zon zien, als zij half in de kimmen is gezonken, maar daar zij zich 20,000 maal grooter vertoont dan de zon, zoo verheft zij zich ver boven den horizont, en wel voor de naast bij de planeet gelegene gedeelten tot ongeveer 45° dat is tot halverwege het zenith, voor de verst verwijderde deelen tot eene hoogte van omstreeks 30 graden.

Ook de werking der aantrekkingskracht moet op de planeet en den ring merkwaardige en allervreemdste verschijnsels opleveren. Reeds heb ik gezegd, dat het verschil in zwaarte bij de polen en den evenaar zeer verschillend moet zijn, 'twelk deels aan de afplatting, deels aan de werking van den ring toegeschreven moet worden. De ring toch oefent zijne werking in eene tegengestelde rigting uit, als de planeet op een voorwerp, dat zich op hare oppervlakte bevindt, en vermindert daardoor de werking van de aantrekkingskracht, vooral onder en bij de linie.

Op den ring worden de voorwerpen op de vlakten ter weerszijden aangetrokken door de stofmassa van den ring, maar tevens ook door die van den wel meer verwijderden, maar ook meer uitgebreiden Sa-