Pagina:Album der Natuur 1858 en 1859.djvu/562

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen
34
OVER DE EIGENSCHAPPEN, DOOR WELKE ZICH DE MENSCH, NAAR

onderscheidt, zoowel in een ligchamelijk, als in een verstandelijk en zedelijk opzigt, voor zoover, wel te weten, de kennis daarvan te verkrijgen is langs den weg der ervaring of door onmiddellijk op de ervaring gegronde gevolgtrekking. De beschouwing der menschenrassen, die bij sommige, vooral Fransche natuurkenners, bij uitstek als anthropologie schijnt te gelden, is van die wetenschap slechts een onderdeel, zij het dan ook een zeer belangrijk onderdeel. Van de physiologie en de empirische psychologie ontleent de anthropologie feiten, — maar zij is geene psychologie en physiologie, want vooral de physiologie van den mensch is in vele opzigten tevens physiologie der dieren, althans der hoogere dieren. Eindelijk, alle gevolgtrekkingen, die niet onmiddellijk kunnen worden opgemaakt uit ervaringsfeiten, maar die de slotsommen zijn, tot welke men geraakt door eene aaneenschakeling van verder voortgezette redeneringen, laat de anthropologie over aan de wijsgeerige bespiegeling;—zelve houdt zij zich te vreden, wanneer zij daarvoor, en voor de meer in bijzonderheden afdalende toepassingen, welke andere wetenschappen zouden kunnen maken, een hechten, op ervaring rustenden grondslag leveren kan.

Men ziet dat, volgens deze opvatting, de anthropologie en hetgeen men gewoonlijk Natuurlijke geschiedenis van den mensch noemt, nagenoeg ineenvloeijen. Waarin het onderscheid tusschen beiden gelegen is, of liever, in hoever de eerste meer omvat dan datgene, wat men tot de laatste rekent, verbiedt mij de ruimte, waarover ik beschikken kan, aan te toonen; iets, wat ook tot mijn tegenwoordig doel minder noodig is[1].

 

 

De eerste vraag, die de anthropologie heeft op te lossen, en die wij hier niet mogen voorbijgaan, is: welke is de plaats, die de mensch in de aardsche schepping bekleedt,—in welke verhouding staat de mensch, meer bepaaldelijk, tot de dieren? Slaat men de meest bekende zoölogische werken en handboeken op, dan vindt men daarin aan het hoofd van de klasse der zoogdieren de orde der Tweehandi-

  1. Over het begrip en den inhoud der anthropologie vergelijke men; Eenige opmerkingen over anthropologie, door Dr. israels, in Nederlandsch Weekblad voor Geneeskundigen, 13den en 20sten Aug. 1853.