Pagina:Album der Natuur 1858 en 1859.djvu/563

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen
35
HET LIGCHAAM BESCHOUWD, VAN DE DIEREN ONDERSCHEIDT.

gen (Bimana), welke slechts een enkel geslacht bevat, dat van den Mensch (Homo). Alzoo maakt dan de mensch de eerste en hoogste orde uit van de klasse der zoogdieren, op welke dan dadelijk de tweede orde volgt, die der Vierhandigen (Quadrumana), welke, in verscheidene familiën en geslachten verdeeld, al die dieren omvat, die wij gewoon zijn met den naam van apen te bestempelen.

Deze rangschikking, afkomstig van blumenbach, en vooral door cuvier tot de meest algemeen aangenomene gemaakt, is echter niet de uitdrukking van de eenige opvatting aangaande de verhouding van den mensch tot de dieren.

Bij linnaeus is de eerste orde van de klasse der zoogdieren die der Primates, en deze orde omvat niet alleen den mensch, maar ook de apen en de vledermuizen. Zelfs heeft linnaeus niet geaarzeld aan de eenige hem bekend gewordene soort van het geslacht der Gibbons (Hylobates albimanus) den geslachtsnaam Homo, Mensch, toe te kennen, en dien aap Homo lar te noemen[1]; trouwens hij bekende "tot nog toe geen kenmerk te hebben kunnen opsporen, door hetwelk de mensch van den aap kan onderscheiden worden"[2]. bory de saint-vincent (1825) neemt eene orde der tweehandigen en eene der vierhandigen of apen aan, maar verdeelt de tweehandigen in twee afdeelingen, waarvan de eerste den mensch met de anthropomorphen (den orang-oetan en den chimpanzee), de tweede de gibbons bevat. lesson (1840) verdeelde de orde der tweehandigen in twee familiën, waarvan de eerste alleen den mensch, de andere de anthropomorphen omvatte, terwijl, om van anderen niet te gewagen, nog in 1850 ch. bonaparte zijne eerste orde der zoogdieren, de Primates, in zes familiën splitste, waarvan de eerste door den mensch wordt ingenomen.

In deze rangschikkingen wordt alzoo de mensch nader tot de dieren gebragt, dan in de gewone, die van blumenbach en cuvier, in welke hem ten minste eene geheel afzonderlijke orde aangewezen is, of in die van carus (1834), waar de mensch zelfs eene der klassen van het dierenrijk uitmaakt. Daarentegen zijn er andere natuurkenners, die

  1. Regni animalis appendix, pag. 521 achter Mantissa plantarum altera. Holmiae 177l.
  2. Nullum characterem hactenus eruere potui, unde homo a simia internoscatur Fauna Suecica, L.B. 1746. Praefat. pag. 2.