Pagina:Album der Natuur 1858 en 1859.djvu/60

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen
40
OVER DE OPVOLGING EN ONTWIKKELING DER DIERLIJKE

kwamen. In xerxes tijd leefden er leeuwen in Griekenland; de kameelen van zijnen legertros werden daardoor aangevallen[1], en althans nog anderhalve eeuw later waren zij niet uitgeroeid, daar ook aristoteles van Europeesche leeuwen spreekt[2]. Wilde zwijnen, die vroeger in ons vaderland voorkwamen, leven er thans niet meer; de wolven zijn in Engeland uitgeroeid; de bever leefde vroeger in vele landen van Europa, waar hij thans in 't geheel niet meer voorkomt. Maar ook een geheel uitsterven van soorten is geschiedkundig bekend; behoeven wij hier van die groote vogels, van den Dodo van het eiland Mauritius en den Solitaire van Rodriguez te gewagen? Het uitsterven van soorten in de voorhistorische tijden, in de geologische tijdperken, die het ontstaan van den mensch vooraf gingen, verschilt echter hiervan door eene veel grootere algemeenheid; wij zouden bijkans zeggen door eene volstrekte algemeenheid, wanneer niet ehrenberg's onderzoekingen ons geleerd hadden, dat de mikroskopische bewerktuigde wezens, de dusgenoemde infusoriën en algen, ten deele nog gelijke soorten als de thans levende in de lagen van de steenkolenperiode, ja zelfs in de onderste silurische lagen aanbieden[3]. Nu kunnen wij ons twee wijzen voorstellen, waarop dat uitsterven plaats had. Men kan aannemen, dat langzamerhand de aarde voor hare vroegere bewoners ongeschikt werd, of dat deze bewoners in geweldige omkeeringen der aarde omkwamen. De laatste voorstelling was vroeger de meest algemeen heerschende; men werd er natuurlijk toe gebragt door het aannemen van eenen algemeenen, de bewoonde aarde verdelgenden vloed; en toen het duidelijk werd, dat een in historische tijden plaats gehad hebbende vloed de verschillende versteeningen der berglagen niet verklaren kon, nam men ouderscheidene geologische vloeden aan, waarbij, gedurende de vorming en vervorming van de oppervlakte onzer planeet, dieren en planten omkwamen en begraven werden[4]. Thans is men

  1. Heridot., VII, 125, 126.
  2. Historia Animal., VIII.
  3. Microgeologic. Das Erden und Felsen schaffende Wirken des unsichtbaren kleinen selbständigen Lebens auf der Erde, Leipzig 1854 folio. S. XIV.
  4. Cuvier b.v. spreekt in zijn bekend en altijd merkwaardig Discours sur les Révolutions de la Surface du Globe herhaalde malen van deze catastrophes en révolutions subites.