Naar inhoud springen

Pagina:Album der Natuur 1858 en 1859.djvu/612

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen
84
OVER DE EIGENSCHAPPEN, DOOR WELKE ZICH DE MENSCH, NAAR

den en voeten te loopen,—dat ook somwijlen te pas komt,—de hand tot eenen voet maakt.

Er zijn ook dieren, die handen bezitten, en daartoe behooren, gelijk wij meer dan eens aanduidden, vooral en in de eerste plaats de apen. Want indien al enkele Duitsche schrijvers[1] aan de handen der apen dien naam ontzeggen, en ze Greifer of iets dergelijks noemen, dan is dit slechts het uitvloeisel van eene al te ver gedrevene zucht om den mensch toch vooral in alle mogelijke opzigten, ook in een ligchamelijk opzigt, van de dieren af te scheiden; het is eene geheel willekeurige en eigendunkelijke scheiding van begrippen, welke evenmin te regtvaardigen is, als wanneer sommige anderen beweren, dat de dieren eigenlijk geen aangezigt, geen gelaat, maar slechts een snuit hebben. Wel is de duim der apen over 't algemeen korter; bij vele apen der Nieuwe wereld is de duim der voorste handen zoo kort, dat hij niet meer volkomen opponibel is; bij niet weinigen bestaan aan de voorste handen slechts sporen van een duim, of zelfs zijn die sporen alleen aan het geraamte der hand, en niet bij het levende dier, te ontdekken. Maar zelfs bij deze laatsten maken de lange, buigzame, hoogst bewegelijke vingers, welke die apen met de meeste behendigheid weten te gebruiken, die hand, ofschoon zonder duim, tot eene wezenlijke hand, zij het dan ook tot eene minder volkomene, dan die van den Orang-oetang, of van den Gorilla, of van den mensch[2].—De apen evenwel bezitten, gelijk ook reeds meermalen is aangemerkt, vier handen; hunne achterste ledematen zijn, niet van voeten, maar van handen voorzien, even als de voorste. Dit is geheel in overeenstemming met hunne levenswijze; de apen toch zijn boombewoners, en het is slechts bij uitzondering, dat zij op den grond komen. De wijze van

  1. B.v. de schrijver van het werk, getiteld: Erster Versuch einer Begründung sowohl der allgemeinen Ethnologie durch die Anthropologie, wie auch der Staats- und Rechts-Philosophie durch die Ethnologie oder Nationalitat der Völker. Marburg 1851,—die op bladz. 308 van het eerste deel als onderscheidend kenmerk van den mensch o.a. opgeeft: dass er allein im Besitz der Hand ist, en daarbij voegt: Die Hand ist das ausschliesliche Eigenthum des geistigen Menschen und es haben die Affen keine eigentlichen Hände.
  2. Men zie in de Annales du Muséum d'histoire naturelle Tom. X, de schoone afbeelding van de hand van den Gorilla.