Pagina:Album der Natuur 1858 en 1859.djvu/619

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen
91
HET LIGCHAAM BESCHOUWD, VAN DE DIEREN ONDERSCHEIDT.

de betrekkelijke zwakte dier armen, en den bouw van het schoudergewricht, dat er geheel niet op ingerigt is om den last des ligchaams voort te bewegen,—dan geloof ik, dat men mij zal toegeven, dat de mensch, zoo hij tot het loopen op handen en voeten gedoemd was, een wezen zijn zoude, dat met veel meer regt een wanklank in de schepping zou kunnen genoemd worden, dan een zeker viervoetig dier[1], dat men met dien naam betitelde, voor men bekend was geworden met de verwonderlijke harmonie, die er tusschen zijne levenswijze en zijn ligchaamsbouw bestaat.

 

Maar is de opgerigte gang en stand werkelijk eene uitsluitende eigenschap van den mensch,—is die gang en stand inderdaad iets menschelijks, dat den mensch als zoodanig kenmerkt tegenover de dieren?—Wanneer men zoo in het algemeen, zonder meer, beweert, dat de opgerigte gang en stand alleen den mensch eigen zijn, dat bij hem alleen de wervelkolom eene vertikale, bij de dieren daarentegen eene min of meer horizontale rigting bezit,—wanneer men zelfs de opgerigte houding en het naar boven gekeerde hoofd des menschen als eene soort van voorregt beschouwt, dat den mensch boven de dieren toekomt, als een symbool van zijne hoogere vermogens en verhevene bestemming, en misschien wel eenige honderdmalen bij deze gelegenheid geciteerde versregelen van ovidius[2] nog eens citeert, — dan beweert men niets meer of minder dan eene onwaarheid. Pinguin
Fig. 16. Pinguin.
De pinguin staat en loopt even regtop als de mensch, en zijne wervelkolom bezit een volkomen vertikalen stand. Vele zoogdieren nemen zeer dikwijls en voor geruimen tijd den opgerigten stand op de achterpooten met vertikale of nagenoeg vertikale wervelkolom aan; tot voorbeelden dienen de Springhaas (Dipus] en de Kangoeroe (Halmaturus). Ook de apen en de beeren staan nu en dan, gelijk ik aanmerkte, op de achterpooten, doch slechts voor zeer korten tijd. Er zijn dus dieren, die op de achterpooten staan en

  1. De Luijaard (Bradypus).
  2. Metamorph. Lib. I, v. 84 sqq.