Naar inhoud springen

Pagina:Album der Natuur 1858 en 1859.djvu/647

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen
119
LICHTBEELDEN.

dat de groote verbeteringen, die de camera obscura in de laatste jaren onderging, daaraan een belangrijk aandeel hebben. Algemeen wendt men thans, op het voorbeeld van chevalier[1], een stelsel van twee vereenigd werkende achromatische lenzen aan. Daardoor verkrijgt men het groote voordeel van een platter veld te bekomen, zoodat de beelden der voorwerpen, waarvan de stralen in zeer schuinsche rigting de lens binnen treden, zich niet verbogen en verwrongen vertoonen. Bovendien vervaardigt men lenzen van veel grootere afmeting dan vroeger, en het gevolg hiervan is eene veel grootere lichtsterkte van het beeld, dat op zijne beurt zich dan veel sneller op de gevoelige plaat afdrukt. Eindelijk heeft men de kunst gevonden om het vereenigingspunt der scheikundig werkende stralen, dat is van die, welke het beeld moeten voortbrengen, juist te zamen te doen vallen met het vereenigingspunt der gewone lichtstralen, die het zigtbare beeld op het matte glas vormen. Dit laatste vooral is als een groote vooruitgang te beschouwen, daar men bij het gebruik van eenen goeden toestel, die dit vereischte behoort te bezitten, thans zeker kan zijn, dat, wanneer zich het beeld scherp op de matte glasplaat vertoont, ook de daarvoor in plaats gestelde gevoelig gemaakte plaat zich op den juisten afstand van de lens bevindt, terwijl men vroeger genoodzaakt was het verschil tusschen de beide brandpunten door eenige voorafgaande proefnemingen te bepalen en dan dienovereenkomstig de lens iets nader tot de gevoelig gemaakte plaat te brengen dan tot de matte glasplaat, waarop het zigtbare beeld was opgevangen.

De scherpte der beelden, die bij goede instelling op eene gecollodioneerde glasplaat kunnen verkregen worden, is inderdaad bewonderingswaardig. Wanneer de gebruikte toestel goed is en men zich van een vergrootglas bedient om het beeld op de matte glasplaat gedurende de instelling te beschouwen, dan is het mogelijk in het photographische beeld zoovele bijzonderheden als het ware zamen te dringen, dat men daarvan geen spoor met het bloote oog ontwaart, terwijl zij echter,

  1. Behalve dezen verdienen nog vooral ross te Londen, voigtlander te Weenen en emil busch te Rathenow als vervaardigers van uitmuntende camera's genoemd te worden. Een werktuig des laatstgenoemden, waarvan ik mij sedert eenigen tijd bedien, laat niets te wenschen over.